woensdag 31 december 2014

Eindejaarslijstje 2014

Het is weer tijd voor de traditionele eindejaarslijstjes. Hieronder volgen mijn 10 favoriete albums van het afgelopen jaar. Ook nu weer is dit lijstje volkomen subjectief en arbitrair. Waarschijnlijk zul je onderstaande albums niet eens aantreffen op de in de media circulerende jaaroverzichten. Wie weet inspireer ik je nog tot het doen van nieuwe ontdekkingen.


  1. Matt Schofield - Far As I Can See
  2. Marc Ford - Holy Ghost
  3. John Hiatt - Terms of My Surrender
  4. Rich Robinson - The Ceaseless Sight
  5. Joep Pelt - Show Me the Way
  6. Robert Cray Band - In My Soul
  7. The Black Keys - Turn Blue
  8. Gary Clark Jr. - Live
  9. Drive-By Truckers - English Oceans
  10. Joe Bonamassa - Different Shades of Blue

Rest mij alleen nog alle lezers van "Blues For the Lost and Found" een gelukkig, voorspoedig, gezond en muzikaal 2015 te wensen!

Op de valreep (3)


De Amerikaanse stad New Orleans is zo'n stad met een rijke muzikale geschiedenis en van grote invloed op de Amerikaanse muziek. Deze stad heeft dan ook de nodige muzikale iconen voortgebracht. Een daarvan is Dr. John. Al zijn gehele carrière combineert Dr. John allerlei muziekstijlen tot een psychedelische smeltkroes van blues, jazz, funk, etc. Hij heeft hier dan ook heel toepasselijk de bijnaam The Nighttripper aan te danken. Maar dit album gaat niet over Dr. John. Dit album gaat over een andere muzikale grootheid uit New Orleans. Dit album gaat over Satchmo, oftewel Louis Armstrong. Dr. John beschouwt Armstrong als een van zijn muzikale voorbeelden en ”Ske-Dat-De-Dat” is dan ook een eerbetoon aan zijn grote held. ”Ske-Dat-De-Dat” bevat 13 liedjes van Louis Armstrong die Dr. John geheel naar eigen hand zet, zonder het respect voor het origineel uit het oog te verliezen. Het gevaar van cover albums zit hem vaak in het klakkeloos naspelen van de originele composities. Dr. John kiest niet voor de weg van de minste weerstand en hanteert een eigen benadering, waarbij hij met grote regelmaat nieuwe arrangementen loslaat om een ode te geven aan Armstrong. Waar de muziek van Louis Armstrong met name jazz georiënteerd is, zijn deze arrangementen van dr. John een mix van allerlei stijlen. Eigenlijk zoals we dat van dr. John gewend zijn. Persoonlijk vind ik dat dit een geheel nieuwe dimensie geeft aan de klassiekers van Louis Armstrong. Ook door de keur aan gastartiesten wordt het een kleurrijk muzikaal palet, waarbij ook invloeden uit de hedendaagse muziek niet worden geschuwd. Al met al vind ik ”Ske-Dat-De-Dat” een fantastisch eerbetoon aan een van de grootste jazzmuzikanten allertijden, en tevens een mooi voorbeeld van de veelzijdigheid en het muzikale talent van Dr. John.


Op ”St. Louis Times” brengt Jim Byrnes liedjes uit en over St. Louis. De subtitel van het album zegt wat dat betreft genoeg. Zoals eigenlijk gebruikelijk wordt ook nu Byrnes weer bijgestaan door producer en meestergitarist Steve Dawson. En dat levert naast een authentiek bluesgeluid, vooral ook weer prachtig gitaarwerk op. ”St. Louis Times” waaiert breed uit binnen het blues spectrum en dat levert een gevarieerd bluesalbum op. Maar bovenal straalt het album de sfeer van St. Louis uit. Byrnes en zijn kompaan Dawson weten hoe de blues gespeeld en gebracht dienen te worden en dat doen ze eigenlijk al jaren. ”St. Louis Times” is daarop geen uitzondering. Dus als je wilt genieten van warme authentieke ouderwetse blues is ”St. Louis Times” anno 2014 een dikke aanrader.


Johnny Winter is niet meer. Eerder dit jaar overleed deze bluesgrootheid in een hotelkamer in Europa. Na vele problemen met zijn gezondheid heeft het oude lichaam het dan toch begeven. Je zou kunnen zeggen dat Winter in het harnas is gestorven terwijl hij op tournee was. Aanleiding voor deze tournee is het album ”Step Back”. Net als voorganger ”Roots” grijpt Johnny Winter terug naar de oude bluesklassiekers. Wederom wordt hij bijgestaan door een keur aan gastartiesten. Al deze liedjes heb ik al vele malen is in vele verschillende uitvoeringen gehoord. De toegevoegde waarde is daarmee vrijwel nihil. Maar bij elk liedje hoor je direct het kenmerkende geluid van Johnny Winter. Zijn stem raspt nog steeds, en zijn typerende gitaarspel blijft een lust voor het oor. Hier en daar hoor je dat er wat sleet opkomt, maar in de studio heeft Johnny Winter nog niet veel aan kracht ingeboet. Op het podium was dat anders. Daar kon je met grote regelmaat zien dat hij worstelde met zijn gezondheid en de ouderdom. Dat doet verder helemaal niets af aan de grootsheid van Johnny Winter. Nu blijkt dat ”Step Back” zijn zwanenzang is geworden, is dat niets om je voor te schamen. Het album is niet alleen een eerbetoon aan de blues van weleer, maar is door het overlijden van Johnny Winter ook nog eens een mooie ode aan zichzelf geworden. R.I.P. Johnny Winter.


Danny Bryant heeft de pech dat hij in een genre opereert waarin het moeilijk is je te onderscheiden. Toch timmert deze Engelsman al een behoorlijk aantal jaren aan de weg, en weet de kenner inmiddels zijn albums ook te vinden. De vroegere albums van Danny Bryant vond ik vooral een manier om zijn gitaarspel te etaleren. Want gitaarspelen is wel aan Danny Bryant besteed. Om daar een goed liedje bij te schrijven is vaak een tweede. Maar vanaf zijn vorige album ”Hurricane” klinkt alles volwassener. Deze lijn trekt hij door op ”Temperature Rising”. Uiteraard is zijn gitaarspel nog steeds een wezenlijk onderdeel van de muziek. En daar valt op ”Temperature Rising” dan ook weer volop van te genieten. Maar er is meer aan de hand. De liedjes zijn gegroeid. Niet alleen qua opbouw en structuur, maar ook qua inhoud. Samen met het eerdergenoemde gitaarspel mag Danny Bryant dan ook voorzichtig uit de schaduw stappen van iemand als Joe Bonamassa. Natuurlijk zijn dit de eerste stapjes en is Bonamassa een stuk gevarieerder, maar Danny Bryant groeit met elk album en ”Temperature Rising” is dan ook zijn beste tot nu toe. Naast de betere liedjes stapt Bryant ook geregeld af van de klassieke triobezetting. Je hoort zo nu en dan ook smaakvolle toetspartijen en ronkende orgeltjes. Ook dit komt het totaalplaatje ten goede. Stevige bluesrockers worden afgewisseld met smaakvolle midtempo liedjes en tranentrekkende slowblues. Zoals een goede gitarist betaamt, is de klankkleur bepalend voor de sfeer van het liedje. Danny Bryant levert met ”Temperature Rising” een meer dan prima album af, en mag zich terecht nestelen in de top van de bluesrock.


Gek genoeg heb ik nog nooit een volledig album van John Hiatt beluisterd. ”Terms of My Surrender” is het eerste album van John Hiatt dat ik heb aangeschaft. Best vreemd, want ik heb de liedjes van John Hiatt altijd wel mooi gevonden. Ook zijn live optredens heb ik altijd als bijzonder prettig ervaren. Waarom dan nu pas overgaan tot het aanschaffen van een album? Ik denk dat het ermee te maken heeft dat ik ergens had gelezen dat ”Terms of My Surrender” zijn meest bluesy album ooit zou zijn. Of dat echt zo is, laat ik over aan de kenners van het gehele oeuvre van John Hiatt. Puur afgaand op ”Terms of My Surrender” vind ik het in ieder geval een album met een behoorlijke portie blues. En dan heb ik het niet alleen over muziek, want die is niet eens traditioneel blues. Maar gaat meer over het gevoel dat ”Terms of My Surrender” bij me oproept. Alleen al de titel van het album en de bijbehorende titeltrack ademt de blues van begin tot eind. Er zijn een paar luchtige momentjes, maar over het algemeen is de sfeer best broeierig. Dit past overigens ook wel bij John Hiatt en zijn immer donkere maar warme stem. Het gitaarspel is niet al te complex, maar het is doeltreffend in al zijn eenvoud. Naast de blues sijpelt de roots, americana en folk door alle liedjes heen. ”Terms of My Surrender” is een behoorlijk verslavend album gebleken. Na al die tijd ben ik dus toch overstag gegaan en zullen de echte kenners en fans me waarschijnlijk wijzen op het gemis van nog zoveel andere goede albums van John Hiatt. Wie weet waag ik me daar nog eens aan. Voor nu is ”Terms of My Surrender” een van mijn favoriete albums van 2014.


Het knappe aan The Black Keys vind ik dat al hun albums anders klinken, maar toch altijd als The Black Keys. ”Turn Blue” is weer anders dan voorganger ”El Camino”. Die plaat was opgewekt, bombastisch, swingend en aanstekelijk. ”Turn Blue” is meer ingetogen, donkerder en Dan Auerbach schrijft al zijn persoonlijke ellende van zich af. Veel vrolijkheid is er op ”Turn Blue” dus niet te vinden. Dat betekent niet dat de muziek deprimerend is. Een aantal nummers hebben een heerlijke groove, waarbij ik het vooral opvallend vind hoe vaak de baslijn als basis voor het liedje wordt gebruikt. Nu is dat op zich niet zo vreemd, maar in mijn beleving worden de liedjes op voorgaande albums veelal gedragen door de gitaarriff van Auerbach. Op ”Turn Blue” houdt Auerbach zich qua gitaarriff best wel in. Dat is even wennen, maar de instrumentatie is verder dik in orde en ik mis het dus nergens. Dat betekent niet dat er geen gitaarspel is te horen op ”Turn Blue”. Af en toe hoor je nog die aanstekelijke riffs, maar vooral bevat ”Turn Blue” een aantal fantastische gitaarsolo’s. Een mooi voorbeeld is het einde van opener ”Weight of Love”. Productietechnisch zit het allemaal weer bijzonder vernuftig in elkaar en klinkt het als een klok. De liedjes vormen ook nog eens een mooi geheel. Uitzondering daarop is afsluiter ”Gotta Get Away”. Dit nummer zou qua sfeer beter passen op ”El Camino”. Het klinkt als een samenraapsel van alle elementen van een classic rock nummer; een killer riff, een onweerstaanbaar refrein, etc. Is het daarom een slecht liedje? Helemaal niet wat mij betreft, ik vind hem heerlijk, maar het past gewoon niet echt de context van ”Turn Blue”. Aan de andere kant wordt het album wel opgewekt afgesloten. ”Brothers” blijft mijn favoriete album van The Black Keys; broeierig, bluesy en soulvol, maar ”Turn Blue” ligt wat mij betreft mooi in het verlengde ervan. 

dinsdag 30 december 2014

Op de valreep (2)


Een jaar na het debuutalbum ”Can’t Go Home” komt King of the World met hun tweede album ”KOTW”. In hoofdlijnen is er niet veel veranderd. Deze op en top Nederlandse bluesband brengt swingende blues van de bovenste plank. Toch zijn er kleine verschilletjes. ”KOTW” vind ik net even wat gevarieerder dan het debuut. Dat album was swingend en (blues)rockend (met uitzondering van het ingetogen eerbetoon aan Harry Muskee) van begin tot eind. ”KOTW” kent wat meer variatie in uptempo, midtempo en slow. Opener ”Fool No More” en ”If You Want To Leave” zijn van die heerlijke meeslepende midtempo liedjes. Terwijl ”Beating Like a Drum” een prachtige slowblues is. De muzikale virtuositeit van King of the World komt van gitarist Erwin Java en toetsenist Govert van der Kolm. Die laatste ronkt er lustig op los met zijn Hammond B3 orgel, en de gitaarpartijen van Java vind ik vooral erg warm en gloedvol. Bassist en zanger Ruud Weber heeft een mooie warme en soulvolle stem en samen met drummer Fokke de Jong zorgen ze voor een solide ritmesectie. ”KOTW” is een modern geproduceerd bluesalbum dat past in deze tijd. Ik besef me dat je ervan moet houden, maar ik vind het heerlijk om naar te luisteren. Ik ben blij dat de heren op dit moment in hun carrière het risico hebben genomen om in dit avontuur te stappen, want ze behoren ondanks hun korte samenzijn nu al tot de top van de Nederlandse bluesscene, over hun individuele staat van dienst nog maar te zwijgen.


Ian Siegal’s eerste soloalbum is gelijk een gewaagde. Het betreft een solo-optreden voor de BBC, waar Siegal in zijn eentje met zijn akoestische gitaar eigen liedjes speelt, afgewisseld met traditionals en obscure lang vergeten bluesliedjes. De titel ”Man & Guitar” zegt wat dat betreft genoeg. In deze opzet is het lastig om de aandacht de volledige set vast te houden. Maar Ian Siegal flikt dat moeiteloos. Niet alleen in muzikaal opzicht blijft het boeiend met zijn lekkere rauwe maar soulvolle stem. Ook zijn gitaarspel vind ik fantastisch, heerlijk authentiek en met een scherp randje en veel akoestische slide. Maar ook Siegal’s persoonlijkheid, interactie met het publiek en zijn humor doen een duit in het zakje. De interludes zijn ontzettend grappig en Siegal bespeelt het publiek goed met de nodige zelfspot. Maar uiteindelijk zijn het de liedjes die het hem doen. Ian Siegal is een echte troubadour die de blues met gemak naar deze tijd weet te brengen, maar die met zeker een been diep in het bluesverleden staat geworteld. Mooi album!


Devon Allman is een druk baasje. Naast zijn solocarrière, speelt hij tevens in de superformatie The Royal Southern Brotherhood. Met die laatste bracht hij eerder dit jaar het heerlijke ”HeartSoulBlood” uit. Nu verschijnt dan ook zijn tweede soloalbum ”Ragged & Dirty”. In tegenstelling tot zijn eerste album, ”Turquoise”, is ”Ragged & Dirty” zoals de titel al doet vermoeden iets rauwer. De gitaren klinken in de uptempo liedjes wat ruiger en regelmatig rockt het behoorlijk. De opener ”Half the Truth” is daar een goed voorbeeld van. Allman is niet in een hokje te plaatsen. Hij combineert blues, soul, funk en southern rock tot een lekkere smeltkroes. In de gitaarsolo's en in de langzame liedjes doorklinkt de blues (het instrumentale ”Midnight Lake Michigan” is bloedstollend mooi). De stem van Allman is heel soulvol. En in de uptempo liedjes klinkt de tweede gitaar vaak heel funky. Ook het gebruik van de Hammond B3 orgel verraad de afkomst van Allman. De invloed van zijn vader is duidelijk hoorbaar. ”Ragged & Dirty” is geen vernieuwend album. Het is niet eens origineel en baanbrekend, maar als liefhebber van blues en rock vind ik dit heerlijke muziek. Devon Allman is een van die jonge gasten die de muziektraditie van weleer heden ten dage hooghoudt. Zijn vader kan terecht trots op hem zijn. Dit is een heerlijk no nonsens album voor eigenlijk elk moment van de dag.


De titel van dit album, ”Rock ’N Roll Blues” vind ik een beetje misleidend, want dit album vind ik best ingetogen. Af en toe swingt het behoorlijk en heeft het de eigentijdse trekjes van North Mississippi Allstars, zoals op opener ”Vandalize”, maar het grootste deel van ”Rock ’N Roll Blues” vind ik best ingetogen met invloeden uit roots, country en americana. Het album is in zijn geheel akoestisch en dat draagt bij aan de authentieke sfeer. Na een paar luisterbeurten groeien de liedjes en vind ik het vooral een lekker luisteralbum. Het is in mijn beleving niet zo goed als het laatste werk van North Mississippi Allstars, maar ”Rock ’N Roll Blues” is een lekker tussendoortje.




Joep Pelt is vermoedelijk bij het grote publiek niet heel erg bekend. Bij de ingewijden staat hij echter bekend als een van de meest gerespecteerde zangers en gitaristen binnen de roots en met name de blues. Of het nu traditionele Amerikaanse of Afrikaanse blues is, Joep Pelt draait er zijn hand niet voor om. Daarnaast weet Pelt er iedere keer weer zijn eigen draai aan te geven. Waar het in zijn muzikale carrière behoorlijk voor de wind ging, kreeg hij privé nogal wat te verstouwen. Bij een auto ongeluk in Afrika verloor hij zijn vrouw en overleefde hijzelf ternauwernood het ongeval. Na een lange tijd van herstel en revalidatie volgt met ”Show Me the Way” zijn eerste album sinds lange tijd. Wederom verkent Pelt de grenzen van de blues en mengt hij diverse stijlen tot een lekkere cocktail. Ook zingt en speelt Pelt de persoonlijke ellende van zich af. Met name in de langzame liedjes wordt pijnlijk duidelijk wat deze man heeft moeten doorstaan. Mooie voorbeelden hiervan zijn ”Bad Luck”, ”Let Go”, ”Don’t Leave Me Now” en ”Amsterdam”. Het gitaarspel van Pelt is niet per se fenomenaal te noemen, maar wel bijzonder divers en volledig in dienst van het liedje. Daarnaast weet hij met zijn gitaar de juiste emotionele lading aan een liedje mee te geven. ”Show Me the Way” is waarschijnlijk zo'n album dat een beetje in de underground blijft hangen. Aan de ene kant past het wel een beetje bij Joep Pelt, maar aan de andere kant verdient deze pionier van de Nederlandse blues veel meer aandacht en waardering. ”Show Me the Way” is een album dat bij die status gehoord en kun je best indrukwekkend noemen.

zaterdag 27 december 2014

Op de valreep (1)

Na zoveel tijd is er eindelijk weer een nieuwe plaat van Lucinda Williams. En dan is het ook nog eens een dubbelalbum. Daarmee maakt Lucinda Williams het zich wel direct moeilijk. Er zitten namelijk allerlei valkuilen aan dubbelalbums, zoals: het vasthouden van de spanningsboog, op de loer liggende saaiheid, en de kans op mindere composities. Toch vind ik dat Lucinda Williams deze valkuilen goed heeft weten te omzeilen op ”Down Where the Spirit Meets the Bone”. Ik kan me best voorstellen dat voor anderen dit album op een gegeven moment teveel van hetzelfde dreigt te worden, maar persoonlijk blijf ik geboeid van begin tot eind. Dit komt vooral door de nog immer raspende rauwe en soms bijna tegen het valse aan schurkende stem van Williams. Deze imperfectie leidt in mijn beleving tot de constante spanning tussen de tekst en muziek. De muziek is een broeierige mix van blues, roots, americana en country. De instrumentatie is geweldig en vooral het gebruik van vele verschillende gitaren vind ik een genot voor het oor. In de meeste liedjes hoor je wel 3 tot 4 gitaarlagen, waarbij ik met name de steel gitaar fantastisch vind. Ook het ronkende orgeltje is een zeer welkome aanvulling op het geluidspallet. Lucinda Williams levert met ”Down Where the Spirit Meets the Bone” wat mij betreft wederom een prachtalbum af.



Het is alweer een tijdje geleden dat ik zo’n lekker live album gehoord heb. Zeker als je in ogenschouw neemt dat dit album vol staat met authentieke elektrische blues. Dat dit in het straatje van Gary Clark Jr. past liet hij al horen op zijn studio album ”Blak and Blu”. Hoewel ik dat een goed album vind, was de invloed van R&B in sommige nummers mij net even te gortig. Op dit live album is van dat alles niets te merken. De nodige bluesklassiekers komen voorbij en Clark Jr. weet precies hoe ze horen te klinken. Het gitaarspel van Clark Jr. is hier ronduit fantastisch. Elke riff, lick en solo is doorspekt met de blueshelden van weleer. Ook zijn eigen liedjes klinken live net even wat rauwer, donkerder en meeslepender. Zelfs de liedjes waar een lichte zweem van R&B aan kleeft worden door Gary Clark Jr. en zijn band voorzien van een bluesy sfeer. Zoals het hoort worden de liedjes lekker lang opgerekt en wordt er lustig op los gejamd. De live reputatie van Gary Clark Jr. was mij reeds bekend, maar dit album overtreft mijn verwachtingen. Anno 2014 heeft de blues nog nooit zo levendig geklonken.


Zoals de titel ”Goin’ Home” al doet vermoeden keert Kenny Wayne Shepherd met zijn band terug naar zijn roots, de blues. Het voorgaande album ”How I Go” vond ik een mooie mix tussen blues, rock en af en toe pop, maar ik vond op dat album ook de hoogtepunten de liedjes die het dichts bij de blues lagen. Op ”Goin’ Home” doet die vraag niet terzake, want dit albums staat bol van de bluesklassiekers. Kenny Wayne Shepherd neemt klassiekers onderhanden van Johnny ”Guitar” Watson, Magic Sam, Muddy Waters, Stevie Ray Vaughan, Bo Diddley, Albert King, Howlin’ Wolf, B.B. King, Freddie King, Lee Dorsey, Earl King, Buddy Guy en Junior Wells. Dat zijn illustere namen, maar Shepherd kent zijn plek. Nergens probeert hij deze grootheden naar de kroon te steken, hij en zijn band voeren de nummers uit op hun eigen manier, maar wel trouw aan het origineel. De moderne productietechnieken zorgen ervoor dat deze liedjes klinken als een klok. Het gitaarspel van Shepherd is fenomenaal en zo hoor ik hem dus het liefst. Een combinatie van rauwheid en warmte tovert hij uit zijn vintage Fender gitaar. Het tempo zit er over het algemeen goed in en dit album swingt en grooved. Tijdens de rustmomenten, bijvoorbeeld in de slowblues ”You Done Lost Your Good Thing Now” gaat de intensiteit omhoog. In het afsluitende ”Still a Fool” gaat Shepherd nog een duel aan met Robert Randolph. Mooi hoe hun verschillende gitaarstijlen zo mooi in elkaar passen. ”Goin’ Home” is verre van een origineel album, maar het is goed uitgevoerd en ik als liefhebber van bluesgitaristen lik hier mijn vingers bij af.


Op ”HeartSoulBlood” gaat Royal Southern Brotherhood gewoon verder waar ze op hun titelloze debuut gebleven waren. Maar ”HeartSoulBlood” klinkt misschien nog net even gevarieerder dan de voorganger. Royal Southern Brotherhood kookt een stampende en dampende mengelmoes van southern rock, blues, soul en funk. Deze heren zijn niet voor een gat te vangen. Het gitaarwerk van Devon Allman en Mike Zito is om je vingers bij af te likken. Ook hun afwisselende vocalen zorgen voor meer dan voldoende dynamiek. Cyril Neville zorgt daarnaast nog eens voor de nodige warmte en soul, terwijl met name de funk van de ritmesectie komt. Het album opent heerlijk met het stuwende ”World Blues”. De intro van ”Here It is” is super funky met dat lekkere basloopje. ”Callous” is een meeslepende powerballad met intens gitaarwerk. ”Let’s Ride” swingt de pannen van het dak en het ingetogen ”Takes a Village” is een mooie gospelachtige ballad. Deze superband overtuigt opnieuw met ”HeartSoulBlood”. Heerlijk album vol funky bluesrock.


”Hornet’s Nest” van Joe Louis Walker is een lekker rockend bluesalbum. Het gitaarwerk is stevig te noemen en de stem van Walker is lekker rauw, maar soulvol tegelijk. Ook gooit Walker er af en toe een beetje funk en gospel tegenaan. ”Hornet’s Nest” bewandelt daarmee geen nieuwe paden, maar klinkt vooral vertrouwd. Persoonlijke favorieten zijn ”As the Sun Goes Down”, ”Love Enough”, ”Ramblin’ Soul” en ”I’m Gonna Walk Outside”. De muziek van Joe Louis Walker kun je nog het best beschrijven als de elektrische Chicago blues van weleer. Wellicht met iets minder harmonica, maar verder net zo energiek, swingend en rockend. Gewoon een lekker album dus, geen poespas, maar gewoon recht-toe-recht-aan elektrische blues.

zondag 14 december 2014

The Dynamite Blues Band - Shakedown & Boogie (2014)

Nederland kent een behoorlijke levendige bluesscene. De kwaliteit van de bandjes en artiesten mag dan ook aanzienlijk genoemd worden. Zo rond het jaar 2010 was er een bandje in opmars dat na een stormachtige livereputatie al snel met een tweetal uitstekende bluesalbums op de proppen kwam. Ze gingen door het leven als Big Blind. Na het tweede album kwam verrassend genoeg de mededeling dat Big Blind uit elkaar ging vanwege de al oude onenigheid over de muzikale richting. Wederom was er een veelbelovende bluesact een veel te vroege dood gestorven. Verbaasd was ik dan ook dat ik in oktober van dit jaar bij De Wereld Draait Door ineens een bekend gezicht op het podium zag staan. Naast Matthijs van Nieuwkerk stond daar Wesley van Werkhoven van het voormalige Big Blind. Hij vertelde over zijn nieuwe band en bij een tweede betere blik zag ik nog twee bekende gezichten. Naast Wesley stond daar tevens gitarist J.J. van Duijn en achter de drums zat Niels van Duindam. Beide tevens van het voormalige Big Blind. Ik dacht even dat de band een nieuw leven was ingeblazen maar al snel bleek het te gaan om The Dynamite Blues Band, met daarin de nieuwe bassist Renzo van Leeuwen.

Het debuutalbum van The Dynamite Blues Band is ”Shakedown & Boogie” getiteld. En die titel kon niet treffender. Deze jonge honden schotelen je een album lang opzwepende, energieke en springerige boogieblues voor in een moordend tempo. De gaskraan gaat vanaf het begin vol open en de rustige momenten zijn slechts schaars. Muzikaal klinkt het in het verlengde van Big Blind. The Dynamite Blues Band is wellicht ietwat meer gericht op de jump- en boogieblues, maar de rauwheid en  ongepolijstheid van Big Blind is nog steeds duidelijk hoorbaar. De stem van zanger Wesley heeft een lekker rauw randje en hij blaast geregeld het glazuur van je tanden met zijn harmonica. Gitarist J.J. swingt als de neten in zijn riffs, maar ook de licks en de solo's zijn om van te watertanden. De ritmesectie van Niels en Renzo is solide en grooved heerlijk.


Persoonlijk vind ik dat de band terug had mogen komen onder de naam Big Blind. Immers zijn drie van de originele bandleden gebleven. Maar wellicht zien de heren het anders, en grijpen ze The Dynamite Blues Band aan als een nieuwe kans met nieuwe mogelijkheden. Ik ben in ieder geval blij dat de heren elkaar opnieuw gevonden hebben, en dat we weer kunnen genieten van dit Nederlandse blues talent.

zaterdag 25 oktober 2014

Joe Bonamassa - Different Shades of Blues (2014)

Het begint bijna een gewoonte te worden dat Joe Bonamassa met meerdere releases op de proppen komt. In 2014 is dat niet anders. Ik kan me voorstellen dat het af en toe neigt naar overkill, maar Joe Bonamassa levert constante hoge kwaliteit en heeft mij nog nooit teleurgesteld. Eerder dit jaar verscheen de live registratie van zijn concertreeks samen met Beth Hart in Carré Amsterdam. Ook was daar de release van de indrukwekkende ”Tour de Force” reeks in Londen, waar Joe Bonamassa over vier avonden vier verschillende setlists afwerkte op vier verschillende locaties. Daarnaast verscheen ook nog het live album van Rock Candy Funk Party. Met dit gezelschap bewijst Joe Bonamassa zijn veelzijdigheid. Na al dat live geweld volgt dan nu de opvolger van ”Driving Towards the Daylight”.

Zijn nieuwste telg heet ”Different Shades of Blue”. In de aanloop van dit album, kondigde Joe Bonamassa aan dat dit zijn meest experimentele album zou worden. Nu valt dat met die experimenteerdrift wel mee, maar ”Different Shades of Blue” waaiert wel behoorlijk uit binnen het spectrum van de blues. Ook is dit het eerste album van Joe Bonamassa waar uitsluitend eigen composities op staan. Dit is op zich best een risico, aangezien Joe Bonamassa een meester is in het eigen maken van andermans werk. Het pakt allemaal uitstekend uit, want de gebruikelijke covers mis ik eigenlijk nergens.

Zoals gezegd vind ik de diversiteit, weliswaar binnen het blues genre, het sterke punt van dit album. Stevige gitaar liedjes worden afgewisseld met meer funky klinkende nummers, waarbij met name de blazers erg lekker klinken. De midtempo nummers klinken het meest meeslepend. Joe Bonamassa richt zich dan met name op prachtige intense gitaarsolo's. Een mooi voorbeeld daarvan is het titelnummer dat klinkt als een rockballad, maar onderhuids een echte bluesgevoel heeft. Ik vind de laatste vier nummers allemaal raak, en laten goed de diversiteit horen van ”Different Shades of Blue”. Het afsluitende ”So, What Would I Do” is een hemels mooie piano slowblues dat onmiddellijk voor kippenvel zorgt.

Verrassend is Joe Bonamassa al lang niet meer. Je kunt je zelfs afvragen of hij ooit verrassend is geweest. De blues is wat dat betreft een ondankbaar genre. Maar wat Joe Bonamassa keer op keer doet, getuigt niet alleen van een diepgewortelde passie van de blues, maar ook nog eens van een ongekend niveau van vakmanschap. Voor mij persoonlijk is ”Different Shades of Blue” daarvan nogmaals de bevestiging.


woensdag 22 oktober 2014

Nieuwe Releases 2014 (2)

Dat dit album er überhaupt is gekomen mag met recht een wonder heten. Walter Trout worstelt al enige tijd met zijn gezondheid en naar ik heb begrepen hebben ze de beste man voor de dood weggehaald. Een sterk verzwakte en vermagerde Trout heeft toch nog ergens de energie gevonden om ”The Blues Came Callin’” op te nemen. Hij moet hebben gedacht dat dit wel eens zijn laatste wapenfeit zou kunnen zijn en hij speelt letterlijk en figuurlijk of zijn leven er vanaf hangt. ”The Blues Came Callin’” staat bol van het meeslepende en indringende gitaarspel zoals we dat van Trout gewend zijn. Van zijn slechte gezondheid is trouwens nauwelijks iets merkbaar, want zijn gitaarspel is vlammend, maar ook warm en gloedvol. Dat laatste met name in een aantal prachtige slowblues liedjes. Je zou kunnen zeggen dat zijn stem wellicht iets minder krachtig is, maar dat is nauwelijks hoorbaar. Verwijzingen naar zijn ziekte zijn er o.a. op ”Wastin’ Away”, ”The Bottom of the River” en ”Hard Time”. De J.B. Lenoir klassieker ”The Whale Have Swallowed Me” krijgt een mooie bewerking, en het is er weer eentje die totaal anders is dan andere versies die ik ken. Het afsluitende ”Nobody Moves Me Like You Do” is een ode van Walter aan zijn vrouw Marie voor al haar steun tijdens zijn ziekte. Het is een prachtige slowblues met geweldig mooi gitaarspel, een echte tranentrekker. Mocht ”The Blues Came Callin’” inderdaad het laatste album van Trout zijn, dan is het een ouderwets goed bluesrockalbum geworden, waar Trout met recht trots op mag zijn. Wellicht een waardig afscheid, maar hopelijk de opmaat voor nog meer.


Ik heb een hekel aan het Eurovisie Songfestival, maar Nederland verrast me al twee jaar op rij met sterke inzendingen. Vorig jaar presteerde Anouk buitengewoon goed met het prachtige ”Birds”, en ook het bijbehorende album ”Sad Singalong Songs” vind ik goed. Dit jaar overtroffen ”The Common Linnets” zelfs die prestatie en ook hun (gelijknamige) album verdient alle lof. Nog even los van de uiteindelijke prestatie, vond ik het liedje ”Calm After the Storm” direct een mooi nummer. Maar mijn aandacht werd pas echt gevestigd toen ik een documentaire op tv zag over de totstandkoming van het album. Het blijkt dat mijn persoonlijke held Daniël Lohues een behoorlijke bijdrage heeft geleverd in het schrijven van de muziek. Dus voordat Waylon en Ilse zich naar de tweede plek zongen, heb ik op of rond de releasedag ”The Common Linnets” op vinyl aangeschaft. En na een luisterbeurt was ik al om. Eindelijk hoorde ik Waylon en Ilse in het genre waar hun talenten naar mijn mening het beste tot hun recht komen. Met name de samenzang vind ik bij tijd en wijlen betoverend mooi. Vooral op het adembenemende ”Still Loving After You” zorgt dat voor kippenvel. Na een aantal luisterbeurten wordt het album steeds sterker en krijg ik associaties met Robert Plant en Alison Krauss. Al vind ik hun samenwerking net wat sterker, vooral door de dreiging en spanning in de obscure roots songs, krijg ik bij ”The Common Linnets” toch hetzelfde prettige gevoel als bij ”Raising Sand” van Plant en Krauss. Dit manifesteert zich met name in de eerder aangehaalde prachtige tweestemmige vocalen. Instrumentaal is ”The Common Linnets” meer dan dik in orde. De muziek klinkt Amerikaans en dat vind ik in deze setting een compliment. Wat wil je ook met dergelijke muzikanten. Vooral het snarenwerk vind ik prachtig. Wat dat betreft ook een compliment aan multi-instrumentalist JB Meijers. Hoogtepunten zijn voor mij ”Hungry Hands”, het eerder genoemde ”Still Loving After You”, ”Broken But Home” (weer die samenzang), ”Time Has No Mercy” (heerlijk folky) en ”When Love Was King”. Waylon en Ilse DeLange etaleren hun echte talent op ”The Common Linnets” en wat mij betreft hoeft het niet bij een gelegenheidsduo te blijven.


Na een eerste luisterbeurt van ”D” was ik eigenlijk een beetje teleurgesteld. Ik vind het vollere geluid, met hier en daar zelfs weer wat genuanceerd elektrisch gitaarspel, op voorganger ”Ericana” erg mooi en ik had gehoopt/verwacht dat hij die lijn zou doorzetten. In plaats daarvan grijpt Daniël Lohues op ”D” weer terug naar de sobere, maar zeer smaakvolle, muzikale aankleding op zijn vroegere soloalbums. Maar hoe vaker ik naar ”D” luister, hoe mooier hij wordt. Met name inhoudelijk vind ik ”D” weer een pareltje. De ietwat sobere begeleiding vind ik dan ineens geen bezwaar meer. Sterker nog: het past uitstekend bij de verhaaltjes die Lohues ons wederom voorschotelt. De thema’s zijn bij Lohues wel bekend. De liedjes op ”D” gaan vooral over relaties, de liefde, vriendschap, de gewone dingen des levens en zijn zo geliefde platteland (lees Drenthe). Zoals we van Lohues gewend zijn smeedt hij weer de mooiste en treffendste zinnen in het Drents. Wederom een genot om naar te luisteren; alles is herkenbaar, ogenschijnlijk simpel, maar daarin schuilt juist de ongekende kracht van de troubadour Lohues. Dus na een wat stroeve start is ”D” echt een groeialbum gebleken en vind ik ”D” nergens onderdoen voor ”Ericana” of zijn andere soloalbums wat dat betreft. Daniël Lohues blijft op ongekend hoog niveau albums afleveren en ”D” is daarop dus geen uitzondering. Hollands (of eigenlijk Drents) glorie!


De voorgaande albums van Drive-By Truckers zijn zeker niet slecht, sterker nog deze band levert al jarenlang gewoon goede albums af. Wel vond ik naar verloop van tijd de country invloeden de overhand nemen ten opzichte van de Southern rock en daarmee ging dat rauwe randje wel verloren. Op ”English Oceans” is dat rauwe randje weer terug. De dubbele gitaartandem laat van zich spreken en met name de eerste helft van ”English Oceans” is stevig te noemen. Patterson en Cooley leveren om en om gewoon sterke liedjes af. Opener ”Shit Shots Count” is direct een hoogtepunt. Een heerlijke riff, maar let ook op blazers tegen het einde van het liedje. Onverwacht, maar het werkt wonderwel goed. De lapsteel gitaar is op ”English Oceans” niet meer te horen, maar daar staat heel mooi toetsen- en pianowerk tegenover. ”Pauline Hawkins” is weer zo’n geweldig nummer, net als ”Hanging On”, ”When Walter Went Crazy” en het broeierige ”Grand Canyon”. Op de tweede helft van ”English Oceans” gaat het tempo wel iets naar beneden en horen we meer rootsinvloeden. Ik vind de liedjes stuk voor stuk sterk en naast de heerlijke muzikale omlijsting bewijzen Patterson en Cooley eens te meer dat ze fantastische verhalenvertellers zijn. ”The Dirty South” blijft mijn favoriete album van Drive-By Truckers, vooral door die rauwheid en grimmigheid, maar ”English Oceans” mag zich wat mij betreft meten met het beste werk van Drive-By Truckers. P.S. de hoes is ook fantastisch.

zondag 31 augustus 2014

Marc Ford & Rich Robinson (2014)

Marc Ford en Rich Robinson hebben een verleden met elkaar. Ford speelde lange tijd als lead gitarist bij The Black Crowes. Robinson (ook gitarist) is met zijn broer Chris (zang) nog steeds de kern van deze band. Nu The Black Crowes (wederom) een pauze hebben ingelast is er de mogelijkheid om andere projecten te initiëren. Beide heren grijpen op hun solo albums terug naar ouderwetse rootsmuziek.

Marc Ford, vooral bekend vanwege zijn jarenlange fantastische werk als leadgitarist van The Black Crowes, levert met ”Holy Ghost” een prachtig album af. Na zijn vertrek (en reünie en wederom vertrek) bij The Black Crowes kwam Ford op de proppen met een serie uitstekende albums vol met bluesrock. Maar ”Holy Ghost” tapt uit een ander vaatje. In 2012 produceerde Marc Ford het album ”The Pines” van Phantom Limb. Ik denk dat Ford hierdoor geïnspireerd raakte, want net als ”The Pines”, grijpt ”Holy Ghost” terug naar de authentieke roots en country van weleer. Daarom is het niet verwonderlijk dat Ford op ”Holy Ghost” wordt bijgestaan door muzikanten van Phantom Limb. De muziek is dus niet vernieuwend of baanbrekend, maar wat is het hemels mooi zeg! De instrumentatie is authentiek en het gitaarspel van Ford is, weliswaar ingetogen, van grote klasse. De afwisseling tussen akoestisch en elektrisch is gebalanceerd en smaakvol en de steel gitaar zorgt voor die mooie country snik. Wow, wat houd ik van dat instrument. Het allermooiste aan ”Holy Ghost” vind ik de prachtige melodieën. Ik krijg er met regelmaat kippenvel van. De arrangementen zijn ontzettend sfeervol. De gehele vibe van ”Holy Ghost” laat me onderdompelen in een bad van serene rust en schoonheid. Wat een album, en wat mij betreft voer voor de jaarlijstjes van 2014.

Nu The Black Crowes hun zoveelste sabbatical houden hebben de gebroeders Robinson tijd voor soloprojecten. Chris kwam dit jaar al met het derde album van zijn Chris Robinson Brotherhood. Rich kan daarom niet achterblijven en komt met zijn ”The Ceaseless Sight”. En ik moet zeggen, Rich heeft zich zelf overtroffen, want ”The Ceaseless Sight” is een prachtig album. Eigenlijk doet alleen opener ”I Know You” je nog enigszins denken aan The Black Crowes, maar voor de rest is het de roots en americana die overheersen. Uiteraard laat Robinson ook horen wat voor geweldige gitarist hij is. De melodie is zijn handelsmerk, in The Black Crowes, maar ook op zijn soloalbums. Met zijn zes snaren weeft Robinson prachtige meeslepende en vaak dromerige gitaartapijtjes die zich direct tussen je oren nestelen. Maar ook de stem van Robinson is dik in orde. Niet zo goed als zijn broer Chris, maar dat is nergens een probleem op ”The Ceaseless Sight”. Daarnaast vind ik de koortjes erg mooi. Ik hoor eigenlijk wel overeenkomsten met het album van de ex-gitarist van The Black Crowes, Marc Ford. Zijn ”Holy Ghost” en deze ”The Ceaseless Sight” ademenen mijn inziens dezelfde sfeer uit. Robinson kiest voor iets prominenter gitaarwerk, maar beide albums grijpen terug naar het authentieke country, roots en americana geluid. Net als ”Holy Ghost” van Ford is ”The Ceaseless Sight” van Rich Robinson voer voor de eindejaarslijstjes. Een parel van een album, zowel muzikaal, maar ook qua artwork van de LP. 

donderdag 3 juli 2014

Joe Bonamassa - Tour de Force, Live in London: Shepherd's Bush Empire (2014)

In het voorjaar van 2013, als afronding van zijn Europese tour, levert Joe Bonamassa een prestatie van formaat. Hij besluit om vier concerten te geven in London, op vier verschillende locaties met vier verschillende bands en met vier verschillende setlists. De betreffende optredens staan voor de diverse stadia van Bonamassa’s loopbaan en de verschillende genres die zijn oeuvre rijk is. Deze serie optredens worden omgedoopt tot ”Tour de Force, Live in London” en als locaties worden The Borderline, Shepherd’s Bush Empire, Hammersmith Apollo en Royal Albert Hall gekozen.

Het eerste optreden, in The Borderline, representeert de begindagen van Bonamassa’s carrière. The Borderline is een kleine club en Bonamassa speelt in een trio bezetting. Waar Bonamassa normaalgesproken in kostuum optreedt, steekt hij zich in The Borderline gewoon in een spijkerbroek en een t-shirt. Het tweede concert, in Shepherd’s Bush Empire, draait om de blues, maar daarover straks meer. De derde avond, in Hammersmith Apollo, staat in het teken van de meer rock georiënteerde liedjes in het arsenaal van Bonamassa. Tenslotte is het vierde en laatste optreden een dwarsdoorsnede van de man’s gehele oeuvre en verandert de samenstelling van de band gedurende het concert. Eerder verschenen deze vier optredens op DVD en Blue-Ray, en zijn dan nu ook op CD en LP uitgebracht.

Hoewel alle vier de optredens van uitzonderlijke klasse zijn, steekt er persoonlijk voor mij toch eentje bovenuit.  In hart en nieren is Joe Bonamassa een blues man, en het is dan ook niet verwonderlijk dat mijn voorkeur uitgaat naar de avond waarop de blues centraal staat, en dat is het optreden in Shepherd’s Bush Empire. Deze avond wordt de band aangevuld met een blazerssectie en dat versterkt het bluesgevoel. Over de band gesproken: het zijn stuk voor stuk topmuzikanten die gezamenlijk klinken als een onvervalste stampende en dampende bluesmachine. Naast Bonamassa op zang en gitaar hoor je Carmine Rojas op bas, Tal Bergman op drums, Arlan Schierbaum op toetsen, Lee Thornburg op trompet, Sean Freeman op saxofoon en Mike Feltham op trombone.

De setlist die avond is een uitgebalanceerde mix tussen opzwepende en swingende bluesnummers en intense en meeslepende slowblues. Vooral bij de uptempo liedjes worden de blazers van stal gehaald en dat zorgt voor extra warmte en groove. Ook het toetsenspel van Schierbaum levert hier een significante bijdrage aan. De slowblues liedjes zijn stuk voor stuk van hemelse schoonheid en dat zijn dan ook de liedjes die me het meeste raken. Met ”Midnight Blues” krijgt Gary Moore een mooi eerbetoon. Andere kippenvelmomenten zijn ”So Many Roads” , ”Chains & Things”, ”The Great Flood” en ”Asking Around for You”.

Het gitaarspel van Bonamassa behoeft eigenlijk geen uitleg, want ook hier is het weer van buitengewone klasse en adembenemende schoonheid. Of het nu in de snellere liedjes is, de midtempo nummers of in de slowblues liedjes, Bonamassa kan het allemaal. Zijn gitaarspel is sfeerbepalend en draagt het liedje van begin tot eind. In de gehele opbouw, van riff, tot lick tot solo, Bonamassa overtuigt tot en met. Maar ook zijn stem is het vermelden waard. Hij heeft hier duidelijk een ontwikkeling doorgemaakt en live komt dat volledig tot wasdom. Net als met zijn gitaarspel bepaalt Bonamassa ook met zijn stem de sfeer en beleving van het liedje.


Dit optreden in Shepherd’s Bush Empire, met deze setlist, maken dit concert voor mij tot het ultieme optreden van deze moderne bluesheld. In de blues is Bonamassa op zijn best en dat is ook uiteindelijk hoe ik hem het liefste hoor, hoe veelzijdig hij ook is. Ik verbaas me nog steeds over de arbeidsproductiviteit van Joe Bonamassa. Bijna elk jaar volgen er meerdere releases. Of dit nu zijn solowerk is, zijn andere projecten, of zijn samenwerking met Beth Hart, de muziek blijft maar komen, en altijd van ongekend hoog niveau. Het Tour de Force project past daar ook in en ze zijn alle vier absoluut de moeite waard. Maar als echte bluesliefhebber kan ik de DVD/Blue-Ray/CD/LP van het optreden in Shepherd’s Bush Empire van harte aanbevelen. Dit behoort wat mij betreft tot de beste (live) bluesreleases van 2014, maar ook van dit decennium. Joe Bonamassa laat horen dat de blues van alle tijden is!

woensdag 4 juni 2014

Nieuwe Releases 2014 (1)

Tja hoe moet je deze nieuwe Bruce Springsteen nu plaatsen? Is het een allegaartje van left-overs, een luchtig tussendoortje of een volwaardig studioalbum. In dit soort situaties hanteer ik altijd voor mezelf de volgende stelregel: zijn het liedjes die al eens eerder op een studioalbum zijn verschenen? Nee? Dan beschouw ik het album in kwestie als een nieuw studioalbum. Volgens mij gaat deze vlieger op bij ”High Hopes”. Ik durf dat niet met de grootste stelligheid te beweren, aangezien ik geen expert ben in het oeuvre van Springsteen. Het enige dat ik weet dat een aantal nummers van ”High Hopes” al wel eens live ten gehore zijn gebracht, maar nog niet op een studioalbum zijn verschenen. Genoeg over de kwalificatie van dit album, dan de muziek: als ik naar ”High Hopes” luister, dan hoor ik een gedreven Bruce Springsteen. Ik krijg nergens de indruk van een inspiratieloze Boss en ondanks dat niet alle nummers van zijn hand zijn, brengt hij ze met dezelfde passie en intensiteit. Over de urgentie kun je discussiëren, maar het eventuele gebrek daaraan stoort me nergens op ”High Hopes”. De opener en titeltrack is direct een van mijn favorieten. Heerlijk hoe de blazers er extra glans aan geven. ”American Skin (41 Shots)” ken ik alleen van het live album opgenomen in New York, maar deze studioversie is er eentje om je vingers bij af te likken. Het absolute hoogtepunt vind ik ”The Ghost of Tom Joad”, en dan kom je direct uit bij Tom Morello. Niet alleen op dit nummer, maar op alle nummers waarop hij meespeelt vind ik het een waardevolle toevoeging. Zijn gitaarspel is niet alleen uniek en herkenbaar, het vormt een mooi tegengewicht aan het spel van Springsteen zelf en voegt extra dynamiek toe aan de liedjes. Morello is een gitarist die buiten de lijntjes kleurt en uitermate originele licks, riffs en solo’s speelt. Ik kan me heel goed voorstellen dat je eraan moet wennen, of dat je het niet vindt passen, maar persoonlijk vind ik het een geweldige zet van Springsteen om Morello aan boord te halen. De samenwerking tussen beide komt dan ook tot een hoogtepunt in het eerder genoemde ”The Ghost of Tom Joad”. Ik ben dan ook zeer content met ”High Hopes”, ik vind het een heerlijk album om naar te luisteren. Tom Morello zorgt voor een scherp randje en Springsteen zelf vind ik gewoon weer goed. Uiteindelijk vind ik ”High Hopes” beter dan ”Wrecking Ball”. Als ”High Hopes” dan toch als tussendoortje wordt gezien, dan mag Bruce er wat mij betreft gewoon mee doorgaan. Een goed begin van 2014.


”Give The People What They Want” zou eigenlijk al in 2013 moeten verschijnen, maar de slechter wordende gezondheid van Sharon Jones gooide roet in het eten. Ze vocht en overwon kanker. Ik kan me een beetje voorstellen hoe dat moet zijn geweest, samen met de indringende verhalen die je wel eens hoort uit de media of van vrienden/kennissen. De liedjes op ”Give The People What They Want” waren eigenlijk al klaar, voordat het noodlot toesloeg. Ondanks dat zitten de liedjes in mijn beleving vol verwijzingen naar die moeilijke periode. In een aantal interviews die ik met Sharon Jones heb gelezen, geeft ze dat zelf ook aan. ”Give The People What They Want” krijgt hierdoor dan ook een extra lading en diepgang. De muziek is voortreffelijk en overheerlijk. Stampende en dampende soul en funk om je vingers bij af te likken. De opener ”Retreat!” klinkt krachtig en vitaal en lijkt een overwinning te zijn op die verschrikkelijke ziekte, zonder dat dit zo bedoeld was. The Dap-Kings zijn in topvorm. Alles klopt: de ritmesectie swingt de pannen van het dak, de gitaren klinken funky en de blazers zorgen voor een warm bad. De stem van Sharon Jones klinkt fantastisch. Geen spoortje van slijtage als je het mij vraagt. Over het algemeen is het album uptempo, met een paar rustpuntjes. Voor je het weet is het alweer afgelopen. Maar het klinkt zo lekker, dat ”Give The People What They Want” met gemak een dagje op de repeat kan blijven staan. Heerlijk album dat met recht als een overwinning mag worden gezien.


Tommy Castro levert met ”The Devil You Know” een swingend bluesalbum af. Castro is een hele fijne gitarist en zijn totaalgeluid is een mooie mix van blues en rock. Blues heeft absoluut de overhand, maar van wat stevig gitaarwerk is Tommy Castro niet vies. De bonga en percussie ondersteunen het drumgeluid en zorgt voor een zomers tintje. Dat Castro resideert in Miami wordt zo dan ook nog eens versterkt. ”The Devil You Know” staat bol van de gastartiesten. Zo scheurt Joe Bonamassa heerlijk mee op ”I’m Tired”. Daarnaast wordt Castro regelmatig bijgestaan door een zangeres. Tasha Taylor zorgt voor zwoele vocalen op ”The Whale Have Swallowed Me”. Een heerlijk nummer, dat ik ook ken in een andere uitvoering van de eerder genoemde Joe Bonamassa. Deze versie is compleet anders, maar zeker niet minder fraai. Ook Marcia Ball en Samantha Fish leveren erg waardevolle bijdragen. Over het algemeen vind ik de combinatie tussen Castro en een zangeres wat beter uitpakken dan de mannelijke vocalisten. Niets ten nadele van die songs, die zijn namelijk prima en orde, maar de dynamiek in de liedjes met zangeressen is net even wat beter. ”The Devil You Know” bevat de nodige verwijzingen naar de klassieke bluesstreken van Amerika. ”When I Cross The Mississippi” spreekt voor zich en ”Mojo Hannah” verhaalt over Louisiana en refereert aan Muddy Waters. Castro’s band The Pain Killers is een groovende bluesmachine. De ritmesectie is strak en de bas is lekker zwaar en vet. Daar hou ik van, vooral in de blues. Naast de eerder genoemde percussie ronkt er ook met grote regelmatig een Hammond B3 orgeltje op de achtergrond en dat zorgt voor dat extra vollere totaalgeluid. Samenvattend is ”The Devil You Know” een klasse bluesalbum vol gevarieerde liedjes waar de verschillende nuances binnen het bluesgenre allemaal wel even aan bod komen.


Tja, hier was ik dus bij. Op een heerlijke zomeravond in Amsterdam speelden Beth Hart & Joe Bonamassa in een volgepakt Carré te Amsterdam een dwarsdoorsnede van de studioalbums ”Don’t Explain” en ”Seesaw”. Die avond zelf vond ik al memorabel, maar de nu uitgebrachte concertregistratie is er eentje om je vingers bij af te likken. Ik waan me er weer bij en herbeleef de vele kippenvelmomenten. Blikvanger is Beth Hart. Wat een dijk van een stem heeft die vrouw. Op haar albums bewees ze dat al, maar live zijn haar stembanden om in te lijsten. Beth legt zoveel emotie, passie en intensiteit in haar performance dat je er niet aan ontkomt om geboeid te luisteren. Ze zingt niet alleen de liedjes voor je, ze vertelt namelijk de verhalen van de liedjes. En op een zodanige manier dat het je hard en diep raakt. Joe Bonamassa stelt zich op als een van de bandleden. Hij blijft bewust wat op de achtergrond, en stelt zich in die zin bescheiden op. Net als op de genoemde studioalbums overigens. Dit is niet de Joe Bonamassa show. Hij speelt in dienst van het liedje. Wel vind ik overigens dat het gitaarspel van Bonamassa op ”Live in Amsterdam” prominenter aanwezig is dan op de studioalbums. Joe speelt weergaloos. Van ingetogen tot uitbundig, van smaakvol en warm, tot fel en venijnig. Even staat Joe wel in de spotlight en dat is wanneer hij zelf de vocalen voor zijn rekening neemt op de bluesklassieker ”Someday After a While (You’ll Be Sorry)”. Wat mij betreft gelijk een van de hoogtepunten van de avond. Maar om eerlijk te zijn wordt het ene hoogtepunt opgevolgd door de andere. Live komen deze liedjes het beste tot hun recht en daarom is ”Live in Amsterdam”, en niet alleen omdat ik er zelf bij was, de perfecte samenvoeging van beide studioalbums met daarbij een extra boost aan muzikale vakmanschap, passie, plezier en toewijding!


zondag 13 april 2014

The Robert Cray Band - In My Soul (2014)

Het aantal kilometers op de teller voor Robert Cray loopt gestaag op en Cray mag zal al een veteraan noemen in de blueswereld. Binnen die wereld heeft Cray een volstrekt eigen geluid weten te creëren. De hele wereld maakte hier kennis mee door de hit ”Right Next Door (Because of Me)” van het album ”Strong Persuader” uit 1986. Robert Cray maakte de blues toegankelijk voor het grote publiek. Cray slaagt erin de intensiteit van de blues in ere te houden, zonder de mensen af te schrikken. De bluespuristen zullen dit wellicht verafschuwen, maar persoonlijk vind ik dat Robert Cray een smaakvol bluesgeluid neerzet die vooral erg warm en gloedvol is. Naast de blues is de muziek van Robert Cray doorspekt met een flinke donder soul. Vooral de man’s geweldige stem is een blikvanger. In combinatie met zijn geweldige gitaarspel zet Robert Cray een wat milder bluesgeluid neer, maar in termen van passie, gevoel en intensiteit is dat in mijn ogen nergens een diskwalificatie.

Robert Cray heeft met bovenstaande koers een imposante reeks (gemiddeld elke 2 jaar een nieuwe release) albums afgeleverd. Stuk voor stuk prima albums die zijn handelsmerk keer op keer benadrukken. Ondanks dat Robert Cray een vaste schare fans heeft, zorgde het album ”Nothin’ But Love” uit 2012 voor een kleine opleving. Hiervoor vroeg Cray Kevin Shirley (bekend van o.a. Joe Bonamassa) als producer. De hand van Shirley zorgde voor een klein, maar duidelijk waarneembaar, rauw randje aan het geluid van Robert Cray. ”Nothin’ But Love” vind ik met name daarom zeker een van de beste albums van Robert Cray, zeker van de laatste jaren. En dan is daar met ”In My Soul” wederom een nieuw album van Robert Cray en zijn band, die hem al jaren trouw is.

”In My Soul” is geen herhalingsoefening van ”Nothin’ But Love”. Sterker nog, ”In My Soul” is een album waarop Robert Cray, zonder zijn kenmerkende sound te verliezen, wat meer uitwaaiert binnen de blues en soul, en zelfs invloeden uit de jazz en funk toelaat. Opener ”You Move Me” heeft een vertrouwd geluid. Het nummer swingt en laat mooi gelaagd gitaargeluid horen. Duidelijk is en blijft dat Cray zowel ritmisch als in de lead een geweldige gitarist is. Over swingen gesproken, het tweede nummer is een bewerking van de Otis Redding klassieker ”Nobody’s Fault But Mine”. Dit is een warme uitvoering, waarbij de blaaspartijen opvallen. Op dit liedje is de eerste invloed van de producer merkbaar. Op ”In My Soul” zit Steve Jordan achter de knoppen. Deze multi-(jazz)instrumentalist trekt een breed palet aan invloeden open en zorgt voor een gevarieerd geluid, maar wel binnen de kaders die Robert Cray al zijn gehele carrière hanteert.

Op ”Fine Yesterday” en ”Your Good Thing is About to End” (van Isaac Hayes) gaat het tempo drastisch naar beneden. Deze liedjes zijn het beste te omschrijven als een soort van slow blues meets jazz. De blues komt vooral van Cray’s gitaarwerk dat opvallend fel en puntig is (luister naar het begin van de gitaarsolo in ”I Guess I’ll Never Know”), zonder de warmte te verliezen. De stemmige blazers, die smaakvol als basis dienen, zorgen voor de donkere jazz sfeer. Bij de eerste luisterbeurten is dit even wennen, maar wordt steeds intenser en verslavender.

De tweede helft van ”In My Soul” begint ingetogen met ”Hold On”. Een onvervalste soul ballad, waarbij de vocalen van Cray door je ziel snijden. Daarnaast hoor je subtiel pianowerk, aangevuld met een zacht ronkend orgeltje dat zorgt voor net dat beetje extra emotie. Nog meer soul komt voorbij op ”What Would You Say”, maar deze keer wat luchtiger; althans qua instrumentatie. Weer zo’n prachtige gitaarsolo met korte, scherpe tonen. ”Hip Tight Onions” is een regelrechte verwijzing naar Booker T and the MG’s. Deze instrumental funkt van begin tot eind met groovend orgel- en gitaarspel. De afsluitende liedjes ”You’re Everything” en ”Deep In my Soul” zijn regelrechte pareltjes. Langzamer van tempo, maar daarom des te intenser. Geweldig gespeeld en al evenzo geweldig gezongen. Robert Cray wisselt ritmepartijen en licks en solo’s zo mooi af, en vult dat dan weer aan met zijn warme soulvolle stem. Instant kippenvel.

”In My Soul” is misschien wel mijn favoriete album van Robert Cray. Ik denk juist door het bredere scala aan invloeden, maakt dat ”In My Soul” een geweldige luisterervaring is. Robert Cray blijft trouwe aan zichzelf, maar durft, weliswaar met kleine stapjes, buiten zijn eigen paden te treden. Wat dat betreft hulde aan producer Steve Jordan. Robert Cray heeft met ”In My Soul” een geweldig album afgeleverd, dat niet alleen bol staat van de muzikaliteit, maar met name passie en beleving laat horen. Daarnaast is de hoes prachtig en stijlvol. ”In My Soul” is daarmee een prachtige en complete muzikale belevenis.    

zondag 16 maart 2014

Richie Sambora - Stranger In This Town (1991)

In de periode dat Bon Jovi een pauze inlast, neemt (ex) Bon Jovi gitarist en componist Richie Sambora zijn eerste soloalbum op. Eigenlijk is direct duidelijk dat Sambora niet alleen een fantastische gitarist is, maar dat hij zeer sterke songs kan schrijven en bovenal een ontzettend mooie stem heeft. Feitelijk vind ik Sambora in alle opzichten een betere muzikant dan zijn baas Jon Bon Jovi. Ik moet dan ook vaststellen dat de aanwezigheid van Richie Sambora in Bon Jovi de reden is dat ik die band een warm hart toedraag, met name in de jaren 80 en 90.

Bon Jovi is een stadion rockband, zoveel is duidelijk, maar hetgeen me het meeste aantrekt in het gitaarspel van Sambora, is toch wel de constante bluesy ondertoon. Op ”Stranger in This Town” gaat Sambora hierin een stap verder. De blues is alom aanwezig en heeft wat mij betreft dan ook de overhand. Vooral in zijn licks en solo’s hoor ik die prachtige donkere en tegelijkertijd warme en gloedvolle tonen. De emotie spat er vanaf. Daarnaast hebben de liedjes niet bepaald een lichtvoetig karakter. Het begint al met de donkere sfeer op ”Rest in Peace”, het openingsnummer. Ook dit draagt bij aan het bluesgevoel van ”Stranger in This Town”.

Ook tekstueel gezien overstijgt Sambora het niveau van Bon Jovi. Ik krijg het gevoel dat hij letterlijk zijn hart uitstort. Er zit niet alleen veel passie, intensiteit en emotie in zijn gitaarspel, maar ook de manier waarop Sambora zingt zorgt voor de nodige kippenvelmomenten. Je voelt aan elke zenuw in je lichaam dat hier een man met hart en ziel staat te spelen en zingen. Liedjes als ”Church of Desire”, ”Stranger in This Town”, ”One Light Burning” en ”The Answer” zijn prachtig van opbouw en slepen je mee in de wereld van Sambora. Ze gaan onder mijn huid zitten en laten me niet meer los. Sambora wisselt elektrisch gitaarspel net zo makkelijk af met mooi akoestisch spel. 

Het nummer ”Mr. Bluesman” heeft een bijzonder verhaal. Op dit liedje wordt Sambora vergezeld door Eric Clapton. Zijn warme bluesy licks passen prachtig in de mooie akoestische frasering van Sambora. Opvallend en tegelijkertijd bewonderenswaardig is het feit dat dit liedje is opgenomen slechts enkele dagen na het tragische ongeval en overlijden van het zoontje van Eric Clapton. Sambora rekende eigenlijk niet meer op de komst van Clapton, maar Slowhand kwam conform afspraak opdagen en speelde zijn gitaarpartijen in. Voor mij geeft deze wetenschap nog meer intensiteit mee aan het al zo prachtig gespeelde liedje.


Met ”Stranger in This Town” bevestigt Richie Sambora wat ik eigenlijk al wist. De man is een groot gitarist, veel te vaak onderschat, en een fantastische zanger. Dit album behoort to mijn favorieten, zowel op het gebied van gitaarspel, kwaliteit van de liedjes en de vocalen. De titel van het album is misschien wel exemplarisch. Eigenlijk is hij binnen Bon Jovi een ”Stranger in This Town” en is hij feitelijk een ”Mr. Bluesman”.

zaterdag 8 maart 2014

Robben Ford - A Day In Nashville (2014)

Robben Ford is een gitarist die ik al jaren op de voet volg. Ik reken hem dan ook tot een van mijn favorieten. Een van de mooiste kenmerken van het gitaarspel van Robben Ford vind ik de ongelooflijke prachtige cleane tonen die hij uit zijn gitaar haalt. De warmte straalt er vanaf. Het is alsof je de gloed van een ondergaande zon over je heen voelt komen of alsof je wordt ondergedompeld in het spreekwoordelijke warme bad. Ik weet dat er ook critici zijn die het spel van Ford veel te glad en te netjes vinden. Natuurlijk, er zijn gitaristen die de grens meer opzoeken of meer het heil zoeken in rauwheid, maar in het geval van Robben Ford gaat zijn zuiverheid nergens ten koste van emotie, passie en intensiteit.

Bij Robben Ford is de blues altijd de basis van zijn muziek. Vaak voegt hij daar een flinke portie jazz en funk aan toe. Een mooi voorbeeld hiervan is het magistrale album ”Blue Moon”. Dat album vind ik Ford’s beste album en een perfecte synergie van klassieke bluestonen, jazz patronen en funky ritmes. Op zijn vorige album ”Bringing It Back Home” hanteert Ford dezelfde aanpak. Hoewel ”A Day In Nashville” typisch klinkt als Robben Ford, is er wel een kleine verandering ten opzichte van zijn vorige album. ”A Day In Nashville” is meer blues dan zijn voorganger. De jazznuances zijn er zeker nog wel, maar de blues heeft zeker de overhand. Overigens is de verwijzing naar Nashville in de albumtitel puur een verwijzing naar de studio waar het album in een dag live is opgenomen. Het is zeker geen referentie aan country muziek. De invloed van country is minimaal, al zijn er lichte trekjes van te ontwaren in liedjes als ”Ain’t Drinkin’ Beer No More” en ”Just Another Country Road”.


”A Day In Nashville” opent met het swingende ”Green Grass, Rainwater”. De gitaartonen zijn direct herkenbaar. Ford swingt zowel met zijn riffs en licks als met zijn mooie soulvolle stem. Die stem zorgt voor extra warmte op dit album. ”Midnight Comes Too Soon” is direct een hoogtepunt. Een mooie slowblues met prachtig warm gitaarspel. Op ”A Day In Nashville” komen ook weer een aantal instrumentals voorbij. ”Top Down Blues” en ”Thump and Bump” zijn heerlijke tracks. Het gitaarspel staat buiten kijf, maar ook het fantastische toetsenspel zorgt voor een mooie basis waar Ford lekker overheen kan soleren. Ondanks dat het album slechts negen tracks kent, voelt dat nergens teleurstellend. De liedjes klokken nauwelijks onder de vier minuten en overstijgen zelfs regelmatig de vijf en zes minuten (bijvoorbeeld het geweldige ”Cut You Loose”). Genoeg tijd dus om te genieten van Ford’s fenomenale gitaarpel, maar eigenlijk verdiend de hele band een compliment. ”A Day In Nashville” is dus eigenlijk niets nieuws onder de zon. Voor de kenners van Robben Ford’s werk is dit het zoveelste goede album dat eigenlijk niet teleurstelt en nogmaals een bevestiging is van man’s kwaliteiten en muzikaliteit. Voor de nieuwkomers is ”A Day In Nashville” een prachtige kennismaking en hopelijk een aanzet tot een muzikale ontdekking door het indrukwekkende oeuvre van Robben Ford.

zondag 23 februari 2014

Matt Schofield - Far As I Can See (2014)

Dit is een plaat waar ik lang naar heb uitgekeken en waar ik met smart op heb gewacht. Het laatste studioalbum van Matt Schofield, ”Anything But Time”, stamt alweer uit 2011. Na die release heeft Schofield uitgebreid getourd; in Europa, ook in Nederland, maar vooral in de Verenigde Staten heeft Schofield een voet aan de grond gekregen in het live bluescircuit. In de hedendaagse muziekindustrie is een reputatie op het podium van groot belang en dat heeft Schofield onderkend. Die ervaring heeft hij meegenomen naar de opnamen van ”Far As I Can See”.

Al jaren wordt Matt Schofield gezien als een van de beste Britse bluesgitaristen van zijn generatie. Er zijn zelfs sommigen die beweren dat hij zich al mag meten met de besten allertijden. Ik ben een echte fan van zijn gitaarspel, dus wat mij betreft is dat een bewering die ik wel kan staven. Schofield is al tijden een bekend gezicht in de Britse bluesscene, ook al voordat hij zijn eigen albums uitbracht. Voorheen bekend geworden als gitarist bij The Lee Sankey Group om daarna faam te maken als gitarist en producer bij die andere hedendaagse Britse bluesheld, Ian Siegal. In 2005 volgde met ”Siftin’ Thru Ashes” zijn eerste eigen soloalbum, om vervolgens het ene na andere sterke album af te leveren.

De muziek van Matt Schofield is een gloedvolle mix van blues, funk en jazz. Wat dit betreft is het geluid op ”Far As I Can See” vertrouwd. Al is er wel wat veranderd sinds het laatste studioalbum ”Anything But Time”. Op dat album waren de jazz invloeden wat groter, dat de funk wat naar de achtergrond verdreef. Op ”Far As I Can See” is de funk weer terug en prominenter aanwezig, zonder overigens de smaakvolle jazz nuances geheel te verdringen. Ook is de samenstelling van de band anders. Waar Matt Schofield de laatste jaren als trio fungeerde met Jonny Henderson op de toetsen en Kevin Hayes op de drums, is er op ”Far As I Can See” sprake van een vierkoppige band. Naast uiteraard Matt Schofield zelf op de vocalen en gitaar wordt hij wederom bijgestaan door zijn vaste muzikale partner Jonny Henderson op orgel en piano. De baspartijen worden gespeeld door Carl Stanbridge. Dit is een belangrijke verandering. Waar in de trio samenstelling Henderson de baspartijen verzorgde middels de pedalen van zijn orgel, is er nu een echte bassist. Hierdoor kan Henderson zich volledig richten op zijn magistrale orgel en pianowerk. Stanbridge speelt diepe baspartijen die zorgen voor een voller en warmer geluid. Dit wordt nog eens versterkt door de toevoeging van een blazerssectie van saxofoon en trompet. Jordan John neemt de drums en percussie voor zijn rekening en verzorgt daarnaast nog voor de nodige samenzang. Het gebruik van een traditionele ritmesectie van bas en drums geven Schofield een perfect platform en basis om heerlijk overheen te soleren.

Het songmateriaal op ”Far As I Can See” is ijzersterk. De meeste composities zijn van Schofield zelf, geschreven met zijn partner Dorothy Whittick. De liedjes gaan vooral relaties, de liefde en de uitdagingen die daaruit voortvloeien. En dat uiteraard op de kenmerkende manier zoals dat gewoon is in de blues, met de nodige emotie en intensiteit. Een nummer als ”Clean Break” is hier exemplarisch voor.

Wat mij vooral opvalt in het gitaarspel van Matt Schofield is de perfecte balans tussen ritmisch spel, zijn licks en fenomenale solo’s. Het ritmische spel is vooral erg funky. Het zorgt voor een ongekende groove, vooral in combinatie met  stuwende orgelspel van Henderson. De licks van Schofield zijn niet nodeloos ingewikkeld, maar wel erg effectief en is een perfecte opvulling tussen de zanglijnen. Het zorgt regelmatig voor kippenvel, over de solo’s nog maar te zwijgen. Schofield is een gitarist die veelvuldig gebruik maakt van de dikke snaren op zijn gitaar. Dit zorgt voor een warm bluesgeluid met een mooie dynamiek en variatie tussen hoge en lage tonen.

Dat laatste komt prachtig tot uiting in een van de mooiste slowblues liedjes die ik de laatste jaren heb gehoord, ”The Day You Left”. Ruim negen minuten liefdesverdriet uitgedrukt in meeslepende muziek en emotioneel gezongen teksten. Er zit een kleine galm op de stem van Schofield, niet te veel, maar dat zorgt wel voor net dat beetje extra impact. Ook op ”Far As I Can See” brengt Schofield een eerbetoon aan een blues grootheid. Op eerdere albums deed Schofield dit al door Albert Collins te eren met een geweldige cover van het prachtige ”Lights Are On But Nobody’s Home”. Ook ”Woman Across the River” van Freddie King kwam al eens voorbij. Op ”Far As I Can See” wordt een funky versie gespeeld van Albert King’s ”Breaking Up Somebody’s Home”. Schofield blijft dicht bij het origineel, maar de alhier gespeelde versie is er eentje om je vingers bij af te likken.

Een belangrijk onderdeel van het totaalgeluid van Matt Schofield is het orgelspel van Jonny Henderson. Op de eerste helft van ”Far As I Can See” houdt Henderson zich nog redelijk in. Hij verzorgt met name een warme basis voor het gitaarspel van Schofield. Maar op de tweede helft neemt Henderson meer en meer het voortouw. Heerlijke Hammond B3 solo’s komen voorbij, zoals bijvoorbeeld op ”Hindsight”. De combinatie van de gitaar van Schofield en de orgel van Henderson is een heerlijke. Ze zorgen tezamen voor een modern bluesgeluid, maar zijn tegelijkertijd in staat om aloude tijden te doen herleven. Het bijna tien minuten durende afsluitende ”Red Dragon” is er eentje die qua sfeer en opbouw doet denken aan Jimi Hendrix’ ”Voodoo Chile” (niet de ”Slight Return” versie, maar de lange jamversie). Schofield evenaart het gevoel en geluid van Hendrix met het grootste gemak, maar verwerkt tussen al die klassieke Hendrix licks ook zijn eigen geluid. Het orgelspel van Henderson doet je denken aan Steve Winwood in de Hendrix klassieker en ”Red Dragon” is daarmee een van de ontelbare hoogtepunten van ”Far As I Can See”.

Het lange wachten was het meer dan waard. ”Far As I Can See” is nu al een van mijn favoriete albums van Matt Schofield. Maar eigenlijk moet ik vaststellen dat Schofield nog geen slechte plaat heeft afgeleverd. Wat dat betreft past ”Far As I Can See” moeiteloos in het rijtje eerd uitgebrachte albums. Dit zou voor mij persoonlijk wel eens het album van het jaar kunnen worden. Wellicht een voorbarige uitspraak zo vroeg in het jaar, maar het kenmerkt tegelijkertijd de kwaliteit en de klasse van Matt Schofield.