dinsdag 31 december 2013

Eindejaarslijstje 2013

Het is weer tijd voor de meest arbitraire activiteit voor de muziekliefhebber: het samenstellen van een eindejaarslijstje. Wat zijn de beste albums van het afgelopen jaar? Volkomen subjectief en daarmee ook direct van weinig toegevoegde waarde. Aan de andere kant, wel ontzettend leuk.

Op het bluesfront zijn er in 2013 mooie releases geweest. Maar ook in het algemeen vind ik dat 2013 weer een prima muziekjaar is geweest. Mijn eindejaarslijstje bevat naast de blues dan ook andere invloeden, met name uit de roots, country, americana en rock. Maar ook funk en jazz komen voorbij. Over de meeste van de hieronder opgesomde albums heb ik op dit blog geschreven (klik op de albumtitel en je word doorverwezen naar het betreffende artikel of bundeling van reviews). Over een aantal ook niet, dus voeg ik voor de volledigheid daar nog de reviews van toe.

Mijn eindejaarslijstje voor 2013 ziet er als volgt uit:

  1. North Mississippi Allstars - World Boogie is Coming
  2. Tedeschi Trucks Band - Made Up Mind
  3. Amos Lee - Mountains of Sorrow, Rivers of Song
  4. Jason Isbell - Southeastern
  5. Tired Pony - Ghost of the Mountain
  6. Steven Wilson - The Raven That Refused to Sing (and Other Stories)
  7. Gov't Mule - Shout!
  8. Daniël Lohues - Ericana
  9. Spin Doctors - If the River Was Whiskey
  10. Rock Candy Funk Party - We Want Groove



Dit tweede album van Tired Pony vind ik prachtig. Alleen de titel al, "The Ghost of the Mountain" is een hele mooie en heeft een mystieke lading. Daarnaast is de hoes ook nog eens heel mooi. Net als op het eerste album klinkt de muziek vrij rootsy aan en bevatten deze invloeden uit de country. Het gebruik van genuanceerde geluidseffecten is "The Ghost of the Mountain" wat minder dan op "The Place We Ran From" en daarom doet het geheel van "The Ghost of The Mountain" wat traditioneler aan. De liedjes gaan duidelijk boven de vorm. De stem van Gary Lightbody is overduidelijk herkenbaar en de link met Snow Patrol is dan ook onvermijdelijk. Ook muzikaal vind ik de vergelijking met Snow Patrol logisch, maar ik vind "The Ghost of the Mountain" in alle opzichten toch een slag beter dan elk Snow Patrol album. Het is denk ik de sfeer dat me zo aantrekt op dit album. "The Ghost of the Mountain" heeft een ongelooflijk visueel effect op me. De hoes spreekt wat dat betreft dan ook boekdelen. Naast de mooie muzikale aankleding vind ik de tweede stem van de zangeres hemels mooi en tilt het geheel van het album naar een hoger niveau. Ik ben blij dat dit tweede album van Tired Pony er is gekomen. Ik meende ergens in een interview te hebben gelezen dat men dat eigenlijk niet zag zitten nadat hun eerste album, "The Place We Ran From" commercieel gezien verre van succesvol was. Nou ik ben blij dat de mannen van Tired Pony hun artistieke drive boven de commerciële belangen hebben geplaatst, want "The Ghost of the Mountain" gaat hoog eindigen in mijn jaarlijstje van 2013. Prachtplaat!


Yes, de gitaren zijn terug op Steven Wilson's "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)". Op zijn vorige twee studioalbums waren uiteraard ook wel gitaren te vinden, maar die albums werden toch vooral gedomineerd door toetsen en allerhande geluidseffecten. Dat levert, zoals bij Wilson gebruikelijk is, een behoorlijke verzameling intrigerende liedjes op. Toch neig ik persoonlijk meer naar de Porcupine Tree sound. En die sound is weer terug te vinden op het prachtige "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)". Aan de andere kant klinkt het ook weer anders dan de laatste Porcupine Tree plaat "The Incident". De liedjes op "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" zijn weer heerlijk uitgesponnen (met uitzondering van "The Pin Drop") en laten een breed uitgewaaierd geluidspalet horen. Of er een overkoepelende thematiek is vind ik moeilijk te zeggen, maar de liedjes doen wel aan als verhalen. En het zijn niet bepaald vrolijke verhalen die Wilson hier voorlegt. Het zijn spookverhalen in de traditie van Edgar Allan Poe. De muziek op "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" past daar perfect bij: beklemmend, dreigend, claustrofobisch, meespelend, angstaanjagend en intens. Het prachtige artwork sluit daar perfect op aan. Steven Wilson zorgt er altijd voor dat het geheel, de look en feel zo te zeggen, prachtig in balans is. Wilson wordt weer omringd door een uitermate vakkundige groep muzikanten. Zelf hanteert hij weer een keur aan instrumenten als de mellotron, keyboards, gitaar en ook nog de bas op "The Holy Drinker". Uiteraard neemt hij ook de vocalen voor zijn rekening. De lead gitaar laat hij echter over aan Guthrie Govan. Een goede keus wat mij betreft, want de beste man speelt prachtig gitaar en laat schitterende solo's horen. Het is niet altijd duidelijk welke partijen door Wilson of door Govan worden gespeeld, maar dat mag de pret niet drukken. De ritmesectie Nick Beggs (bas) en Marco Minnemann (drums) zorgen voor een stuwende solide basis en met Adam Holzman (toetsen) en Theo Travis (blaasinstrumenten) is het gezelschap compleet. "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" is wat mij betreft weer een pareltje in het toch al indrukwekkende oeuvre van Steven Wilson. Dit album is weer heerlijk verslavend, gaat onder je huid zetten, nestelt zich in je hoofd en sleept je mee in de beklemmende verhalen. Op "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" combineert Wilson mijn inziens invloeden uit zijn gehele carrière en van al zijn verschillende projecten tot een prachtig album. Voor elk wat wils zo te zeggen (al zijn de metalinvloeden ver te zoeken). De LP geniet mijn voorkeur boven de CD. Het geluid komt wat voller op me over en het artwork is zo nog mooier. "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" is misschien nu al het muzikale hoogtepunt van 2013 en wat mij betreft ook eentje in de indrukwekkende waslijst aan releases van Steven Wilson. Hemels!


Workaholic Joe Bonamassa komt alweer met een volgend project. Of het nu solo is, samen met Beth Hart of in supergroep Black Country Communion, Bonamassa blijft verbazen in veelzijdigheid. In Rock Candy Funk Party horen we weer een hele andere kant van hem. "We Want Groove" is old school funk en jazz. Rock Candy Funk Party is gewoon een supergroep, ondanks (of misschien wel juist daarom) dat de leden van deze band niet bekend zijn bij het grote publiek. Maar voor de echte muziekliefhebber en -kenner des te meer. Deze supergroep bestaat uit Tal Bergman op de drums (tevens producer), Ron DeJesus op gitaar, Mike Merritt op bas, Renato Neto op toetsen en de al eerder genoemde Joe Bonamassa op gitaar. Deze muzikanten hebben een track record om u tegen te zeggen, om maar te noemen: Prince, Chaka Kan, Simple Minds, Billy Idol, Bruce Springsteen, Rod Stewart, Levon Helm, en ga zo maar door. De plaat opent met de vette funk van "Octopus-E". De toon is direct gezet. Dit is een opzwepende plaat. Wat verder ook opvalt is dat alle muzikanten in dienst van de liedjes spelen. Er zijn geen ego's die een negatieve impact hebben. Dit is dus geen Joe Bonamassa plaat, maar een echte bandplaat! Alle karakters hebben een evengrote inbreng en dat draagt bij aan het coherente geluid en de diversiteit binnen het genre. Na een paar energieke funk en jazz composities volgt een rustpunt in de vorm van "The Best Ten Minutes of Your Life". Dit is een sfeervol en warm palet aan ingetogen funky en jazzy tonen. Dromerig is het juiste woord hiervoor. Dan volgen weer een aantal nummers die swingen als de neten, om vervolgens weer heerlijk loom en zwevend af te sluiten met "New York Song". In het bijbehorende artwork is ook te lezen hoe de instrumenten zijn verdeeld op elk nummer. Met name voor de gitaarpartijen is dit handig: er staat duidelijk vermeld wie welke gitaarpartij en solo speelt en wie je links en rechts uit je speakers hoort komen: Ron DeJesus of Joe Bonamassa. Dus productietechnisch zit "We Want Groove" uitstekend in elkaar. "We Want Groove" is enerzijds een zeer welgeslaagde poging om de old school jazz en funk te laten herleven en anderzijds nogmaals een bevestiging van de veelzijdigheid en inmiddels toch ook grootsheid van Joe Bonamassa.



Rest mij alleen nog alle lezers van "The Blues For the Lost and Found" een gelukkig, voorspoedig, gezond en muzikaal 2014 te wensen!

maandag 30 december 2013

Een handvol releases uit 2013, deel 3

Dit samenwerkingsverband tussen Stephen Stills, Kenny Wayne Shepherd en Barry Goldberg bevalt me uitermate goed. Als The Rides leveren deze heren een hele fijne bluesplaat af. Vooral omdat ik op "Can't Get Enough" Kenny Wayne Shepherd hoor gitaarspelen zoals ik dat graag hoor: bluesy. Op zijn laatste soloalbum "How I Go" krijg ik toch het gevoel dat hij moet kiezen tussen pop, rock en blues. Bij The Rides klinkt Shepherd warm en intens tegelijk. Heerlijke bluesklanken komen uit zijn vintage Fender strat. Het verschil in gitaarspel tussen Shepherd en Stills is overigens erg duidelijk. In ieder geval qua toon. Waar Shepherd dus warm en gloedvol klinkt, zijn de gitaarpartijen van Stills voornamelijk fel, puntig en scheller. Of het beter is komt denk ik aan op smaak. Ik vind het in ieder geval niet storend, maar vooral ook omdat Shepherd vaak het voortouw neemt. Ondanks dat "Can't Get Enough" een bluesalbum is, staan er met "Search & Destroy", "Rockin' in the Free World" en het afsluitende "Word Game" toch echt een drietal onvervalste rocknummers op dit album. De covers stoor ik me allerminst aan. Ze zijn allen smaakvol uitgevoerd en doen recht aan het origineel. Ook de verse van "Rockin' in the Free World" klinkt retestrak, al zullen de echte Neil Young fans daar wellicht anders over denken. Hoogtepunt vind ik de bluesklassieker "Honey Bee". Niet alleen vanwege het gitaarspel, maar ook vanwege het heerlijke toetsenspel van Barry Goldberg. Eerst die heerlijke pianoriedel die halverwege het nummer overgaat in een dampende, stomende hammond orgel solo. De vocalen op dit album worden door Stills en Shepherd afgewisseld. Vooral over de zang van Shepherd verbaas ik me, omdat hij op zijn soloalbums zich voornamelijk concentreert op zijn gitaarspel en de vocalen aan zijn vaste zanger overlaat. Shepherd is geen uitzonderlijke zanger, maar ik vind het prima passen bij deze liedjes. Stephen Stills overschreeuwt zich her en daar wellicht een beetje, maar er zit toch wel een lekker rauw randje aan. "Can't Get Enough" is nergens vernieuwend of vooruitstrevend, maar eerlijk gezegd boeit me dat geen moment, want dit is een bijzonder lekker album. 


Danny Vera is vooral bekend van zijn muzikale aankleding bij het televisieprogramma Voetbal International. Daar laat hij al tijden zien en horen dat hij een zeer vakkundige muzikant is. ”Distant Rumble” is mijn eerste kennismaking met een album van Danny Vera, hoewel dit zeker niet zijn eerste is. ”Distant Rumble” laat opzwepende en meeslepende rock & roll horen. Dat begint al direct met de titeltrack. Het opzwepende is goed te horen in de uptempo liedjes. Deze klinken zeer prettig in het gehoor en laten pittig gitaarspel horen. Het gitaarspel heeft een rauw randje en de rockabilly licks vliegen je om de horen. Maar de echte kwaliteit van ”Distant Rumble” komt mijn inziens in de langzamere liedjes bovendrijven. Liedjes als ”One Shot”, ”Whispering Thoughts”, ”Hold on to Me” en ”Till Death Do Us Part” zijn dan ook meeslepend. In dat opzicht vind ik de tweede helft van ”Distant Rumble” het sterkst en vanaf ”Whispering” Thoughts is het niveau onafgebroken hoog. Ik steun van harte goede kwalitatieve producties van Nederlandse makelaardij, en ”Distant Rumble” van Danny Vera is de aanschaf meer dan waard.


Een piepjonge Jonny Lang overdonderde me met zijn debuutalbum ”Lie to Me”. Als je op die leeftijd zo gitaar kan spelen en als je stem klinkt als een doorleefde bluesveteraan, dan heb je mijn aandacht. Echte blues maakt Lang al een tijdje niet meer. In de loop der tijd zijn er invloeden uit de soul en gospel in zijn muziek geslopen. Jonny Lang is dan ook een religieus man. ”Fight For My Soul” is Lang’s volgende album sinds jaren, nadat hij zijn aandacht vooral op zijn gezin richtte. De blues blijft de basis voor zijn muziek, maar daaromheen laat hij toegankelijke invloeden uit pop, rock, soul en gospel toe. Daarnaast is Lang gegroeid in het schrijven van goede liedjes. Zijn stem blijft prachtig en zijn gitaarspel is nog steeds voortreffelijk. Niet overheersend, maar subtiel en toch duidelijk genoeg om positief op te vallen. Albumopener ”Blew Up” is heerlijk en daar spat de blues nog behoorlijk vanaf. De funky gitaren op ”We Are The Same” zijn erg lekker, net als de gitaarsolo aan het eind. ”River” heeft een heerlijk gospelkoortje en het afsluitende ”I’ll Always Be” is hele mooie ballad. Vooral de rustige nummers kennen een mooie gestage opbouw. Ik ga Jonny Lang live zien tijdens de Rhythm & Blues Night te Groningen in 2014. Daar kijk ik erg naar uit, en ”Fight For My Soul” is een heerlijk album dat voor meer dan voldoende voorpret gaat zorgen.


Op het eerste gezicht een onwaarschijnlijke combinatie, Billy Joe + Norah. Punkrocker Billie Joe Armstrong en jazzy popzangeres (of poppy jazz-zangeres) Norah Jones. Maar op ”Foreverly” werkt deze combinatie uitstekend. Waar ik Armstrong met zijn band Green Day wel leuk vind en Norah Jones op zichzelf prettige albums maakt, word ik nooit echt gegrepen door hun reguliere werk. Op ”Foreverly” ervaar ik dat heel anders. Dat komt in de eerste plaats door de in essentie geweldige liedjes van The Everly Brothers. Billie Joe + Norah voeren deze vervolgens op een ingetogen en authentieke wijze uit. Wat me heel erg opvalt is hoe goed de stemmen van Armstrong en Jones bij elkaar passen. De samenzang is prachtig. De instrumentatie is relatief sober, zodat de aandacht uitgaat naar de liedjes en de vocalen. Af en toe is het geluid iets voller door naast de akoestische gitaar ook heel subtiel een lapsteel of een elektrische gitaar te gebruiken. Dit zorgt dan ook direct voor wat extra spanning. Qua genre is dit voor Norah Jones gevoelsmatig de minst grote stap, maar met name Billie Joe Armstrong stapt op ”Foreverly” ver buiten zijn comfortzone. Hij slaagt met vlag en wimpel en de combinatie Billie Joe + Norah mag wat mij betreft een vervolg krijgen.


Amos Lee’s voorgaande album ”Mission Bell” vind ik overweldigend mooi. Op ”Mountains of Sorrow, Rivers of Song” zet Amos Lee die lijn voort. En persoonlijk ben ik daar erg blij mee, want ik geniet intens van de mooie country en roots liedjes van Amos Lee. Hij zingt prachtig (dat begint al direct met de opener ”Johnson Blvd”), de melodieën zijn dromerig en meeslepend en de instrumentatie is authentiek. Vooral de mooie lapsteel die prachtig door de liedjes heen laveert is betoverend. In tegenstelling tot ”Mission Bell” gaat het tempo op een aantal nummers wat meer omhoog en is het geluid op die liedjes ook wat voller. Goede voorbeelden hiervan zijn ”Stranger” en ”Tricksters, Hucksters and Scamps”. Dit zorgt voor een goede variatie op ”Mountains of Sorrow, Rivers of Song”. Uiteindelijk zijn de ingetogen liedjes waar ik me het meest tot voel aangetrokken. Zulke mooie klanken in combinatie met Amos Lee’s mooie stem en prachtige teksten zorgen er met grote regelmaat voor dat ik me laat meevoeren in de rustgevende visuele wereld van zijn muziek. Ook de samenzang en koortjes zijn zo mooi. Na ”Mission Bell” had ik op een dergelijk album als ”Mountains of Sorrow, Rivers of Song” gehoopt. Die verwachting is dan ook volledig ingelost. Dit zo’n album dat in zijn totaliteit klopt: een prachtige titel, een mooie hoes en natuurlijk hemels mooie muziek.


Net als "Born and Raised" is "Paradise Valley" wederom een goed album van John Mayer. Since "Continuum" heeft de beste man geen slechte platen meer afgeleverd. Ok, ik vind "Battle Studies" iets minder, maar ik kan me heel erg goed vinden in het geluid waar John Mayer voor heeft gekozen vanaf "Born and Raised". Op "Paradise Valley" wordt die lijn voortgezet. Wederom prachtige liedjes diep geworteld in de rootsmuziek en americana, met her en der een snufje folk, country, blues en soul. Verwacht geen vlammend, gierend en hard gitaarwerk van John Mayer op "Paradise Valley". Daarvoor moet je bij zijn John Mayer Trio zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat het gitaarwerk op "Paradise Valley" niet deugt. Net als op de voorganger is het gitaarwerk voornamelijk ingetogen en functioneel, maar voor de scherpe luisteraar toch vooral warm en gloedvol. Als je er de moeite voor neemt hoor je ook regelmatig een prachtige gitaarsolo voorbij komen. "Paradise Valley" bevat mooie liedjes die vergezichten oproepen als je ernaar luistert. Liedjes als "Wildfire" en "I Will be Found (Lost at Sea)" werken heel visualiserend en je krijgt er het weidse gevoel bij dat ook de hoes van dit album uitstraalt. De cover van J.J. Cale is heel smaakvol met goed gitaarspel van John Mayer, en blijkt achteraf een mooie ode aan de overleden Cale. Wie weet verrast John Mayer ons nog eens door met vlammende bluesplaat te komen in de stijl van "Try!" van zijn eigen John Mayer Trio, maar tot die tijd vind ik het muzikale palet van "Born and Raised" en deze "Paradise Valley" heel mooi en voelt het aan als een warm bad waarin ik me met veel plezier laat onderdompelen.


Onvermoeibaar deze Buddy Guy. Zijn laatste album "Living Proof" was al een voltreffer, en ook "Rhythm & Blues" mag er zijn hoor. En dan hebben we het ook nog over een dubbelalbum nota bene. Dat is een zeker risico, maar Buddy Guy slaagt erin om twee cd's lang hoogwaardige blues af te leveren. De cd's hebben de onvermijdelijke titels "Rhythm" (cd 1) en "Blues" (cd 2). Op de eerste cd ligt het tempo over het algemeen hoog, is het rockend en klinkt het geheel door toevoeging van toetsen, blazers en koortjes ook nog eens warm en soulvol aan. De opener "Best in Town" en het midtempo nummer "I Got Feel" vind ik erg sterk. Ook het duet met Beth Hart, "What You Gonna Do About Me" is een pareltje. De rauwe stem van Hart pas goed bij de diepe donkere stem van Buddy Guy. Op cd 2 ligt het tempo wat lager en het geheel ligt meer in de lijn van de meer authentieke elektrische blues. Overigens vind ik onderscheid tussen "Rhythm" en "Blues" arbitrair. Ik zou beide albums als blues willen kwalificeren, met enkele nuances her en der, maar dat is slechts mijn mening. De samenwerking met de heren Tyler, Perry en Hamilton van Aerosmith in de vorm van "Evil Twin" is erg sterk en legt eigenlijk heel pijnlijk bloot dat Aerosmith echt terug moet grijpen naar hun roots, want daar ligt toch hun kracht. "All That Makes Me Happy is the Blues" en "I Came Up Hard" zijn heerlijke slowblues nummers. Het gitaarwerk van Buddy Guy is om van te smullen en de begeleidingsband is om door een ringetje te halen. Buddy Guy bewijst dat "Living Proof" niet zomaar toevallig een schot in de roos was. Met "Rhythm & Blues" laat de oude meester horen dat hij nog steeds gezichtsbepalend is voor de hedendaagse blues. Respect!


Gov't Mule, en dan Warren Haynes in het bijzonder, is voor mij een bekende naam. Dat geldt eigenlijk niet voor hun oeuvre. Ik ben tot vandaag bekend met slechts een studioalbum en een liveregistratie. Die albums heb ik ervaren als degelijke bluesrock, maar niet van een zodanig niveau dat ik ondersteboven was geblazen. Warren Haynes' soloalbum "Man in Motion" vind ik een heel mooi album. Niet echt vergelijkbaar met Gov't Mule volgens mij, omdat op "Man in Motion" Warren Haynes zich meer van zijn singer/songwriter kant laat en zich liet inspireren door een flinke portie soul. Na een eerste kennismaking met "Shout!" was mijn enigszins gereserveerde houding ten opzichte van Gov't Mule eigenlijk direct verdwenen. Dit is bluesrock van het allerhoogste niveau! Albumopener "World Boss" is direct raak. Lekker stevig nummer met heerlijk gitaarwerk. Haynes laat zijn gitaar heerlijk scheuren. Ondanks een aantal heerlijke uptempo bluesrockers vind ik dat de hoogtepunten op "Shout!" liggen bij de slowblues liedjes. Een uitzondering hierop is het heerlijke groovende "Stoop So Low" Wat een geweldige vibe heeft dat nummer zeg. Maar dan de slowblues nummers, daar zitten een paar tranentrekkers tussen hoor. "Captured", "Forsaken Savior", "When the World Gets Small" en het epische "Bring on the Music" zijn stuk voor stuk meeslepend, fantastisch van opbouw en werken toe naar een prachtige climax. "Shout!" wordt in beperkte oplage uitgegeven met bonus tracks met gastbijdragen op diverse nummers. Het leuke is dat het niet domweg herhalingsoefeningen zijn ten opzichte van de albumversies. Soms verschillende nummers significant van elkaar, zelfs in de lengte van het liedje. Ik ben er nog niet van overtuigd dat de gastbijdragen in alle gevallen iets toevoegen aan de albumversies. Een uitzondering daarop is in ieder geval "Stoop so Low" met Dr. John. Die is werkelijk fenomenaal. Ik bezet zelf de vinyl uitgave. Vier LP's: twee zwarte met het originele album en twee rode met dezelfde liedjes, in een andere volgorde, met de gastbijdragen. Overigens verschilt de volgorde van de liedjes op de LP met die van de CD, maar dat terzijde. Persoonlijk luister ik liever naar het originele album. Die ademt Gov't Mule van begin tot eind en Warren Haynes onderstreept nog maar eens zijn talent als songwriter en gitarist. "Shout!" is een topalbum en voor mij een aanleiding om met terugwerkende kracht meer van Gov't Mule te gaan ontdekken.


Wat is dit een hemels mooi album zeg! Jason Isbell heeft me altijd geboeid sinds ik Drive-By Truckers leerde kennen. Maar ook zijn daaropvolgende soloalbums heb ik altijd sterk gevonden. Maar ”Southeastern” is wat mij betreft zijn beste werk tot nu toe. Over het algemeen is het een vrij ingetogen album, maar het is nergens saai. Ik krijg ook nooit het gevoel dat het maar wat voortkabbelt. Ondanks dat de instrumentatie in de basis vrij sober is, past het precies bij het gevoel en de sfeer van het album. De veelal akoestische gitaren leggen een mooie basis voor de prachtige zang en indringende teksten van Isbell. Af en toe komt er even een subtiele elektrische gitaarsolo tussendoor die zorgt voor dat extra beetje emotie. Ook de tweede stem is prachtig en die samenzang zorgt regelmatig voor het nodige kippenvel. ”Southeastern” bevat zoveel mooie liedjes. Mijn favorieten zijn ”Cover Me”, ”Elephant”, ”Live Oak”, ”Yvette” en ”Relatively Easy”. Het nummer ”Flying Over Water” valt wat uit de toon en is wat harder qua geluid, maar het is wel een melodieus nummer. Toch een punt van kritiek is het nummer ”Super 8””. Het past totaal niet in de sfeer van ”Southeastern” en is toch een klein beetje een spelbreker. Ik zou een dergelijk nummer eerder van Drive-By Truckers verwachten. Maar dat is dan wat mij betreft ook het enige smetje op een verder weergaloos en indringend album van een van de beste liedjesschrijvers van zijn generatie (vind ik dan tenminste).