dinsdag 31 december 2013

Eindejaarslijstje 2013

Het is weer tijd voor de meest arbitraire activiteit voor de muziekliefhebber: het samenstellen van een eindejaarslijstje. Wat zijn de beste albums van het afgelopen jaar? Volkomen subjectief en daarmee ook direct van weinig toegevoegde waarde. Aan de andere kant, wel ontzettend leuk.

Op het bluesfront zijn er in 2013 mooie releases geweest. Maar ook in het algemeen vind ik dat 2013 weer een prima muziekjaar is geweest. Mijn eindejaarslijstje bevat naast de blues dan ook andere invloeden, met name uit de roots, country, americana en rock. Maar ook funk en jazz komen voorbij. Over de meeste van de hieronder opgesomde albums heb ik op dit blog geschreven (klik op de albumtitel en je word doorverwezen naar het betreffende artikel of bundeling van reviews). Over een aantal ook niet, dus voeg ik voor de volledigheid daar nog de reviews van toe.

Mijn eindejaarslijstje voor 2013 ziet er als volgt uit:

  1. North Mississippi Allstars - World Boogie is Coming
  2. Tedeschi Trucks Band - Made Up Mind
  3. Amos Lee - Mountains of Sorrow, Rivers of Song
  4. Jason Isbell - Southeastern
  5. Tired Pony - Ghost of the Mountain
  6. Steven Wilson - The Raven That Refused to Sing (and Other Stories)
  7. Gov't Mule - Shout!
  8. Daniël Lohues - Ericana
  9. Spin Doctors - If the River Was Whiskey
  10. Rock Candy Funk Party - We Want Groove



Dit tweede album van Tired Pony vind ik prachtig. Alleen de titel al, "The Ghost of the Mountain" is een hele mooie en heeft een mystieke lading. Daarnaast is de hoes ook nog eens heel mooi. Net als op het eerste album klinkt de muziek vrij rootsy aan en bevatten deze invloeden uit de country. Het gebruik van genuanceerde geluidseffecten is "The Ghost of the Mountain" wat minder dan op "The Place We Ran From" en daarom doet het geheel van "The Ghost of The Mountain" wat traditioneler aan. De liedjes gaan duidelijk boven de vorm. De stem van Gary Lightbody is overduidelijk herkenbaar en de link met Snow Patrol is dan ook onvermijdelijk. Ook muzikaal vind ik de vergelijking met Snow Patrol logisch, maar ik vind "The Ghost of the Mountain" in alle opzichten toch een slag beter dan elk Snow Patrol album. Het is denk ik de sfeer dat me zo aantrekt op dit album. "The Ghost of the Mountain" heeft een ongelooflijk visueel effect op me. De hoes spreekt wat dat betreft dan ook boekdelen. Naast de mooie muzikale aankleding vind ik de tweede stem van de zangeres hemels mooi en tilt het geheel van het album naar een hoger niveau. Ik ben blij dat dit tweede album van Tired Pony er is gekomen. Ik meende ergens in een interview te hebben gelezen dat men dat eigenlijk niet zag zitten nadat hun eerste album, "The Place We Ran From" commercieel gezien verre van succesvol was. Nou ik ben blij dat de mannen van Tired Pony hun artistieke drive boven de commerciële belangen hebben geplaatst, want "The Ghost of the Mountain" gaat hoog eindigen in mijn jaarlijstje van 2013. Prachtplaat!


Yes, de gitaren zijn terug op Steven Wilson's "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)". Op zijn vorige twee studioalbums waren uiteraard ook wel gitaren te vinden, maar die albums werden toch vooral gedomineerd door toetsen en allerhande geluidseffecten. Dat levert, zoals bij Wilson gebruikelijk is, een behoorlijke verzameling intrigerende liedjes op. Toch neig ik persoonlijk meer naar de Porcupine Tree sound. En die sound is weer terug te vinden op het prachtige "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)". Aan de andere kant klinkt het ook weer anders dan de laatste Porcupine Tree plaat "The Incident". De liedjes op "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" zijn weer heerlijk uitgesponnen (met uitzondering van "The Pin Drop") en laten een breed uitgewaaierd geluidspalet horen. Of er een overkoepelende thematiek is vind ik moeilijk te zeggen, maar de liedjes doen wel aan als verhalen. En het zijn niet bepaald vrolijke verhalen die Wilson hier voorlegt. Het zijn spookverhalen in de traditie van Edgar Allan Poe. De muziek op "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" past daar perfect bij: beklemmend, dreigend, claustrofobisch, meespelend, angstaanjagend en intens. Het prachtige artwork sluit daar perfect op aan. Steven Wilson zorgt er altijd voor dat het geheel, de look en feel zo te zeggen, prachtig in balans is. Wilson wordt weer omringd door een uitermate vakkundige groep muzikanten. Zelf hanteert hij weer een keur aan instrumenten als de mellotron, keyboards, gitaar en ook nog de bas op "The Holy Drinker". Uiteraard neemt hij ook de vocalen voor zijn rekening. De lead gitaar laat hij echter over aan Guthrie Govan. Een goede keus wat mij betreft, want de beste man speelt prachtig gitaar en laat schitterende solo's horen. Het is niet altijd duidelijk welke partijen door Wilson of door Govan worden gespeeld, maar dat mag de pret niet drukken. De ritmesectie Nick Beggs (bas) en Marco Minnemann (drums) zorgen voor een stuwende solide basis en met Adam Holzman (toetsen) en Theo Travis (blaasinstrumenten) is het gezelschap compleet. "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" is wat mij betreft weer een pareltje in het toch al indrukwekkende oeuvre van Steven Wilson. Dit album is weer heerlijk verslavend, gaat onder je huid zetten, nestelt zich in je hoofd en sleept je mee in de beklemmende verhalen. Op "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" combineert Wilson mijn inziens invloeden uit zijn gehele carrière en van al zijn verschillende projecten tot een prachtig album. Voor elk wat wils zo te zeggen (al zijn de metalinvloeden ver te zoeken). De LP geniet mijn voorkeur boven de CD. Het geluid komt wat voller op me over en het artwork is zo nog mooier. "The Raven That Refused to Sing (And Other Stories)" is misschien nu al het muzikale hoogtepunt van 2013 en wat mij betreft ook eentje in de indrukwekkende waslijst aan releases van Steven Wilson. Hemels!


Workaholic Joe Bonamassa komt alweer met een volgend project. Of het nu solo is, samen met Beth Hart of in supergroep Black Country Communion, Bonamassa blijft verbazen in veelzijdigheid. In Rock Candy Funk Party horen we weer een hele andere kant van hem. "We Want Groove" is old school funk en jazz. Rock Candy Funk Party is gewoon een supergroep, ondanks (of misschien wel juist daarom) dat de leden van deze band niet bekend zijn bij het grote publiek. Maar voor de echte muziekliefhebber en -kenner des te meer. Deze supergroep bestaat uit Tal Bergman op de drums (tevens producer), Ron DeJesus op gitaar, Mike Merritt op bas, Renato Neto op toetsen en de al eerder genoemde Joe Bonamassa op gitaar. Deze muzikanten hebben een track record om u tegen te zeggen, om maar te noemen: Prince, Chaka Kan, Simple Minds, Billy Idol, Bruce Springsteen, Rod Stewart, Levon Helm, en ga zo maar door. De plaat opent met de vette funk van "Octopus-E". De toon is direct gezet. Dit is een opzwepende plaat. Wat verder ook opvalt is dat alle muzikanten in dienst van de liedjes spelen. Er zijn geen ego's die een negatieve impact hebben. Dit is dus geen Joe Bonamassa plaat, maar een echte bandplaat! Alle karakters hebben een evengrote inbreng en dat draagt bij aan het coherente geluid en de diversiteit binnen het genre. Na een paar energieke funk en jazz composities volgt een rustpunt in de vorm van "The Best Ten Minutes of Your Life". Dit is een sfeervol en warm palet aan ingetogen funky en jazzy tonen. Dromerig is het juiste woord hiervoor. Dan volgen weer een aantal nummers die swingen als de neten, om vervolgens weer heerlijk loom en zwevend af te sluiten met "New York Song". In het bijbehorende artwork is ook te lezen hoe de instrumenten zijn verdeeld op elk nummer. Met name voor de gitaarpartijen is dit handig: er staat duidelijk vermeld wie welke gitaarpartij en solo speelt en wie je links en rechts uit je speakers hoort komen: Ron DeJesus of Joe Bonamassa. Dus productietechnisch zit "We Want Groove" uitstekend in elkaar. "We Want Groove" is enerzijds een zeer welgeslaagde poging om de old school jazz en funk te laten herleven en anderzijds nogmaals een bevestiging van de veelzijdigheid en inmiddels toch ook grootsheid van Joe Bonamassa.



Rest mij alleen nog alle lezers van "The Blues For the Lost and Found" een gelukkig, voorspoedig, gezond en muzikaal 2014 te wensen!

maandag 30 december 2013

Een handvol releases uit 2013, deel 3

Dit samenwerkingsverband tussen Stephen Stills, Kenny Wayne Shepherd en Barry Goldberg bevalt me uitermate goed. Als The Rides leveren deze heren een hele fijne bluesplaat af. Vooral omdat ik op "Can't Get Enough" Kenny Wayne Shepherd hoor gitaarspelen zoals ik dat graag hoor: bluesy. Op zijn laatste soloalbum "How I Go" krijg ik toch het gevoel dat hij moet kiezen tussen pop, rock en blues. Bij The Rides klinkt Shepherd warm en intens tegelijk. Heerlijke bluesklanken komen uit zijn vintage Fender strat. Het verschil in gitaarspel tussen Shepherd en Stills is overigens erg duidelijk. In ieder geval qua toon. Waar Shepherd dus warm en gloedvol klinkt, zijn de gitaarpartijen van Stills voornamelijk fel, puntig en scheller. Of het beter is komt denk ik aan op smaak. Ik vind het in ieder geval niet storend, maar vooral ook omdat Shepherd vaak het voortouw neemt. Ondanks dat "Can't Get Enough" een bluesalbum is, staan er met "Search & Destroy", "Rockin' in the Free World" en het afsluitende "Word Game" toch echt een drietal onvervalste rocknummers op dit album. De covers stoor ik me allerminst aan. Ze zijn allen smaakvol uitgevoerd en doen recht aan het origineel. Ook de verse van "Rockin' in the Free World" klinkt retestrak, al zullen de echte Neil Young fans daar wellicht anders over denken. Hoogtepunt vind ik de bluesklassieker "Honey Bee". Niet alleen vanwege het gitaarspel, maar ook vanwege het heerlijke toetsenspel van Barry Goldberg. Eerst die heerlijke pianoriedel die halverwege het nummer overgaat in een dampende, stomende hammond orgel solo. De vocalen op dit album worden door Stills en Shepherd afgewisseld. Vooral over de zang van Shepherd verbaas ik me, omdat hij op zijn soloalbums zich voornamelijk concentreert op zijn gitaarspel en de vocalen aan zijn vaste zanger overlaat. Shepherd is geen uitzonderlijke zanger, maar ik vind het prima passen bij deze liedjes. Stephen Stills overschreeuwt zich her en daar wellicht een beetje, maar er zit toch wel een lekker rauw randje aan. "Can't Get Enough" is nergens vernieuwend of vooruitstrevend, maar eerlijk gezegd boeit me dat geen moment, want dit is een bijzonder lekker album. 


Danny Vera is vooral bekend van zijn muzikale aankleding bij het televisieprogramma Voetbal International. Daar laat hij al tijden zien en horen dat hij een zeer vakkundige muzikant is. ”Distant Rumble” is mijn eerste kennismaking met een album van Danny Vera, hoewel dit zeker niet zijn eerste is. ”Distant Rumble” laat opzwepende en meeslepende rock & roll horen. Dat begint al direct met de titeltrack. Het opzwepende is goed te horen in de uptempo liedjes. Deze klinken zeer prettig in het gehoor en laten pittig gitaarspel horen. Het gitaarspel heeft een rauw randje en de rockabilly licks vliegen je om de horen. Maar de echte kwaliteit van ”Distant Rumble” komt mijn inziens in de langzamere liedjes bovendrijven. Liedjes als ”One Shot”, ”Whispering Thoughts”, ”Hold on to Me” en ”Till Death Do Us Part” zijn dan ook meeslepend. In dat opzicht vind ik de tweede helft van ”Distant Rumble” het sterkst en vanaf ”Whispering” Thoughts is het niveau onafgebroken hoog. Ik steun van harte goede kwalitatieve producties van Nederlandse makelaardij, en ”Distant Rumble” van Danny Vera is de aanschaf meer dan waard.


Een piepjonge Jonny Lang overdonderde me met zijn debuutalbum ”Lie to Me”. Als je op die leeftijd zo gitaar kan spelen en als je stem klinkt als een doorleefde bluesveteraan, dan heb je mijn aandacht. Echte blues maakt Lang al een tijdje niet meer. In de loop der tijd zijn er invloeden uit de soul en gospel in zijn muziek geslopen. Jonny Lang is dan ook een religieus man. ”Fight For My Soul” is Lang’s volgende album sinds jaren, nadat hij zijn aandacht vooral op zijn gezin richtte. De blues blijft de basis voor zijn muziek, maar daaromheen laat hij toegankelijke invloeden uit pop, rock, soul en gospel toe. Daarnaast is Lang gegroeid in het schrijven van goede liedjes. Zijn stem blijft prachtig en zijn gitaarspel is nog steeds voortreffelijk. Niet overheersend, maar subtiel en toch duidelijk genoeg om positief op te vallen. Albumopener ”Blew Up” is heerlijk en daar spat de blues nog behoorlijk vanaf. De funky gitaren op ”We Are The Same” zijn erg lekker, net als de gitaarsolo aan het eind. ”River” heeft een heerlijk gospelkoortje en het afsluitende ”I’ll Always Be” is hele mooie ballad. Vooral de rustige nummers kennen een mooie gestage opbouw. Ik ga Jonny Lang live zien tijdens de Rhythm & Blues Night te Groningen in 2014. Daar kijk ik erg naar uit, en ”Fight For My Soul” is een heerlijk album dat voor meer dan voldoende voorpret gaat zorgen.


Op het eerste gezicht een onwaarschijnlijke combinatie, Billy Joe + Norah. Punkrocker Billie Joe Armstrong en jazzy popzangeres (of poppy jazz-zangeres) Norah Jones. Maar op ”Foreverly” werkt deze combinatie uitstekend. Waar ik Armstrong met zijn band Green Day wel leuk vind en Norah Jones op zichzelf prettige albums maakt, word ik nooit echt gegrepen door hun reguliere werk. Op ”Foreverly” ervaar ik dat heel anders. Dat komt in de eerste plaats door de in essentie geweldige liedjes van The Everly Brothers. Billie Joe + Norah voeren deze vervolgens op een ingetogen en authentieke wijze uit. Wat me heel erg opvalt is hoe goed de stemmen van Armstrong en Jones bij elkaar passen. De samenzang is prachtig. De instrumentatie is relatief sober, zodat de aandacht uitgaat naar de liedjes en de vocalen. Af en toe is het geluid iets voller door naast de akoestische gitaar ook heel subtiel een lapsteel of een elektrische gitaar te gebruiken. Dit zorgt dan ook direct voor wat extra spanning. Qua genre is dit voor Norah Jones gevoelsmatig de minst grote stap, maar met name Billie Joe Armstrong stapt op ”Foreverly” ver buiten zijn comfortzone. Hij slaagt met vlag en wimpel en de combinatie Billie Joe + Norah mag wat mij betreft een vervolg krijgen.


Amos Lee’s voorgaande album ”Mission Bell” vind ik overweldigend mooi. Op ”Mountains of Sorrow, Rivers of Song” zet Amos Lee die lijn voort. En persoonlijk ben ik daar erg blij mee, want ik geniet intens van de mooie country en roots liedjes van Amos Lee. Hij zingt prachtig (dat begint al direct met de opener ”Johnson Blvd”), de melodieën zijn dromerig en meeslepend en de instrumentatie is authentiek. Vooral de mooie lapsteel die prachtig door de liedjes heen laveert is betoverend. In tegenstelling tot ”Mission Bell” gaat het tempo op een aantal nummers wat meer omhoog en is het geluid op die liedjes ook wat voller. Goede voorbeelden hiervan zijn ”Stranger” en ”Tricksters, Hucksters and Scamps”. Dit zorgt voor een goede variatie op ”Mountains of Sorrow, Rivers of Song”. Uiteindelijk zijn de ingetogen liedjes waar ik me het meest tot voel aangetrokken. Zulke mooie klanken in combinatie met Amos Lee’s mooie stem en prachtige teksten zorgen er met grote regelmaat voor dat ik me laat meevoeren in de rustgevende visuele wereld van zijn muziek. Ook de samenzang en koortjes zijn zo mooi. Na ”Mission Bell” had ik op een dergelijk album als ”Mountains of Sorrow, Rivers of Song” gehoopt. Die verwachting is dan ook volledig ingelost. Dit zo’n album dat in zijn totaliteit klopt: een prachtige titel, een mooie hoes en natuurlijk hemels mooie muziek.


Net als "Born and Raised" is "Paradise Valley" wederom een goed album van John Mayer. Since "Continuum" heeft de beste man geen slechte platen meer afgeleverd. Ok, ik vind "Battle Studies" iets minder, maar ik kan me heel erg goed vinden in het geluid waar John Mayer voor heeft gekozen vanaf "Born and Raised". Op "Paradise Valley" wordt die lijn voortgezet. Wederom prachtige liedjes diep geworteld in de rootsmuziek en americana, met her en der een snufje folk, country, blues en soul. Verwacht geen vlammend, gierend en hard gitaarwerk van John Mayer op "Paradise Valley". Daarvoor moet je bij zijn John Mayer Trio zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat het gitaarwerk op "Paradise Valley" niet deugt. Net als op de voorganger is het gitaarwerk voornamelijk ingetogen en functioneel, maar voor de scherpe luisteraar toch vooral warm en gloedvol. Als je er de moeite voor neemt hoor je ook regelmatig een prachtige gitaarsolo voorbij komen. "Paradise Valley" bevat mooie liedjes die vergezichten oproepen als je ernaar luistert. Liedjes als "Wildfire" en "I Will be Found (Lost at Sea)" werken heel visualiserend en je krijgt er het weidse gevoel bij dat ook de hoes van dit album uitstraalt. De cover van J.J. Cale is heel smaakvol met goed gitaarspel van John Mayer, en blijkt achteraf een mooie ode aan de overleden Cale. Wie weet verrast John Mayer ons nog eens door met vlammende bluesplaat te komen in de stijl van "Try!" van zijn eigen John Mayer Trio, maar tot die tijd vind ik het muzikale palet van "Born and Raised" en deze "Paradise Valley" heel mooi en voelt het aan als een warm bad waarin ik me met veel plezier laat onderdompelen.


Onvermoeibaar deze Buddy Guy. Zijn laatste album "Living Proof" was al een voltreffer, en ook "Rhythm & Blues" mag er zijn hoor. En dan hebben we het ook nog over een dubbelalbum nota bene. Dat is een zeker risico, maar Buddy Guy slaagt erin om twee cd's lang hoogwaardige blues af te leveren. De cd's hebben de onvermijdelijke titels "Rhythm" (cd 1) en "Blues" (cd 2). Op de eerste cd ligt het tempo over het algemeen hoog, is het rockend en klinkt het geheel door toevoeging van toetsen, blazers en koortjes ook nog eens warm en soulvol aan. De opener "Best in Town" en het midtempo nummer "I Got Feel" vind ik erg sterk. Ook het duet met Beth Hart, "What You Gonna Do About Me" is een pareltje. De rauwe stem van Hart pas goed bij de diepe donkere stem van Buddy Guy. Op cd 2 ligt het tempo wat lager en het geheel ligt meer in de lijn van de meer authentieke elektrische blues. Overigens vind ik onderscheid tussen "Rhythm" en "Blues" arbitrair. Ik zou beide albums als blues willen kwalificeren, met enkele nuances her en der, maar dat is slechts mijn mening. De samenwerking met de heren Tyler, Perry en Hamilton van Aerosmith in de vorm van "Evil Twin" is erg sterk en legt eigenlijk heel pijnlijk bloot dat Aerosmith echt terug moet grijpen naar hun roots, want daar ligt toch hun kracht. "All That Makes Me Happy is the Blues" en "I Came Up Hard" zijn heerlijke slowblues nummers. Het gitaarwerk van Buddy Guy is om van te smullen en de begeleidingsband is om door een ringetje te halen. Buddy Guy bewijst dat "Living Proof" niet zomaar toevallig een schot in de roos was. Met "Rhythm & Blues" laat de oude meester horen dat hij nog steeds gezichtsbepalend is voor de hedendaagse blues. Respect!


Gov't Mule, en dan Warren Haynes in het bijzonder, is voor mij een bekende naam. Dat geldt eigenlijk niet voor hun oeuvre. Ik ben tot vandaag bekend met slechts een studioalbum en een liveregistratie. Die albums heb ik ervaren als degelijke bluesrock, maar niet van een zodanig niveau dat ik ondersteboven was geblazen. Warren Haynes' soloalbum "Man in Motion" vind ik een heel mooi album. Niet echt vergelijkbaar met Gov't Mule volgens mij, omdat op "Man in Motion" Warren Haynes zich meer van zijn singer/songwriter kant laat en zich liet inspireren door een flinke portie soul. Na een eerste kennismaking met "Shout!" was mijn enigszins gereserveerde houding ten opzichte van Gov't Mule eigenlijk direct verdwenen. Dit is bluesrock van het allerhoogste niveau! Albumopener "World Boss" is direct raak. Lekker stevig nummer met heerlijk gitaarwerk. Haynes laat zijn gitaar heerlijk scheuren. Ondanks een aantal heerlijke uptempo bluesrockers vind ik dat de hoogtepunten op "Shout!" liggen bij de slowblues liedjes. Een uitzondering hierop is het heerlijke groovende "Stoop So Low" Wat een geweldige vibe heeft dat nummer zeg. Maar dan de slowblues nummers, daar zitten een paar tranentrekkers tussen hoor. "Captured", "Forsaken Savior", "When the World Gets Small" en het epische "Bring on the Music" zijn stuk voor stuk meeslepend, fantastisch van opbouw en werken toe naar een prachtige climax. "Shout!" wordt in beperkte oplage uitgegeven met bonus tracks met gastbijdragen op diverse nummers. Het leuke is dat het niet domweg herhalingsoefeningen zijn ten opzichte van de albumversies. Soms verschillende nummers significant van elkaar, zelfs in de lengte van het liedje. Ik ben er nog niet van overtuigd dat de gastbijdragen in alle gevallen iets toevoegen aan de albumversies. Een uitzondering daarop is in ieder geval "Stoop so Low" met Dr. John. Die is werkelijk fenomenaal. Ik bezet zelf de vinyl uitgave. Vier LP's: twee zwarte met het originele album en twee rode met dezelfde liedjes, in een andere volgorde, met de gastbijdragen. Overigens verschilt de volgorde van de liedjes op de LP met die van de CD, maar dat terzijde. Persoonlijk luister ik liever naar het originele album. Die ademt Gov't Mule van begin tot eind en Warren Haynes onderstreept nog maar eens zijn talent als songwriter en gitarist. "Shout!" is een topalbum en voor mij een aanleiding om met terugwerkende kracht meer van Gov't Mule te gaan ontdekken.


Wat is dit een hemels mooi album zeg! Jason Isbell heeft me altijd geboeid sinds ik Drive-By Truckers leerde kennen. Maar ook zijn daaropvolgende soloalbums heb ik altijd sterk gevonden. Maar ”Southeastern” is wat mij betreft zijn beste werk tot nu toe. Over het algemeen is het een vrij ingetogen album, maar het is nergens saai. Ik krijg ook nooit het gevoel dat het maar wat voortkabbelt. Ondanks dat de instrumentatie in de basis vrij sober is, past het precies bij het gevoel en de sfeer van het album. De veelal akoestische gitaren leggen een mooie basis voor de prachtige zang en indringende teksten van Isbell. Af en toe komt er even een subtiele elektrische gitaarsolo tussendoor die zorgt voor dat extra beetje emotie. Ook de tweede stem is prachtig en die samenzang zorgt regelmatig voor het nodige kippenvel. ”Southeastern” bevat zoveel mooie liedjes. Mijn favorieten zijn ”Cover Me”, ”Elephant”, ”Live Oak”, ”Yvette” en ”Relatively Easy”. Het nummer ”Flying Over Water” valt wat uit de toon en is wat harder qua geluid, maar het is wel een melodieus nummer. Toch een punt van kritiek is het nummer ”Super 8””. Het past totaal niet in de sfeer van ”Southeastern” en is toch een klein beetje een spelbreker. Ik zou een dergelijk nummer eerder van Drive-By Truckers verwachten. Maar dat is dan wat mij betreft ook het enige smetje op een verder weergaloos en indringend album van een van de beste liedjesschrijvers van zijn generatie (vind ik dan tenminste). 

zaterdag 30 november 2013

Tijd voor een nieuwe album top 10

Eens in de zoveel tijd evalueer ik mijn album 10. Na het verstrijken van de tijd heb ik veel nieuwe muziek ontdekt, ouder werk tot me genomen en/of herontdekt. Mijn album top 10 wil dan nog wel eens wijzigen. De afgelopen periode heeft de zoektocht door mijn muziekcollectie het volgende opgeleverd. Sommige albums heb ik al eens de revue laten passeren, maar die krijg je dan nogmaals op de koop toe.

Derek and the Dominos - Layla and other Assorted Love Songs (1970)


Wat kan ik zeggen over dit album? Een ding is zeker, voor mij is dit de beste plaat allertijden en staat dan ook onbetwist op nummer 1 in mijn persoonlijke top 10. Ondanks dat dit album wellicht geen pure blues plaat is, ademt deze plaat mijn inziens wel de essentie van de blues uit. Blues is verlangen, liefde, hartzeer, seks. Ook wordt wel eens gezegd "Anybody who's singing the blues is in a deep pit yelling for help" En vooral dat laatste ademt Layla and other Assorted Love Songs van begin tot eind uit. Het vertelt een verhaal. En wat een verhaal! Van het eerste tot het laatste nummer wordt je meegezogen in de pijn, liefde en vooral het verdriet van Clapton ten aanzien van zijn "verboden" liefde met Patty Boyd, de partner van vriend en Beatle George Harrison. Uiteindelijk wint hij haar toch voor zich en loopt het verhaal goed af, maar daar merk je bij het beluisteren van deze plaat niets van. Luister bijvoorbeeld naar "Have You Ever Loved a Woman". Ik ken geen betere manier om liefdesverdriet in woorden uit te drukken: Have you ever loved a woman? So much, that you tremble in pain? Naast de teksten, waar de emotie vanaf druipt, wordt het verhaal versterkt door een magistrale band, waarbij Eric Clapton en Duane Allman elkaar tot grote hoogte stuwen met hun gitaarspel. Clapton hoeft niet alleen maar de gitaarheld uit te hangen om God te zijn. Allman's slide gitaarpartijen geven een extra dimensie aan de emotie. Hoogtepunten zijn (moeilijk kiezen, maar vooruit): "Nobody Knows when You're Down and Out", "Anyday", "Key to the Highway", "Have You Ever Loved a Woman", "Little Wing" (Hendrix kan trots zijn, wat een prachtige uitvoering) en natuurlijk "Layla". Ook de albumhoes is er eentje van pure schoonheid. Ik weet dat de albumhoes niets zegt over de kwaliteit van de muziek, maar een mooie albumhoes heeft voor mij toch iets magisch. En als ik naar de cover van Layla kijk, dan voel ik weer de emotie van de 14 nummers. Over het geheel is nagedacht en daar hou ik van. Voor mij bestaat er geen mooier voorbeeld van een conceptalbum.
Bruce Springsteen - Darkness on the Edge of Town (1978)

"Darkness on the Edge of Town" is absoluut een van mijn favoriete Bruce Springsteen platen. Springsteen is als geen ander in staat om het leven van de gewone man te beschrijven en te bespelen. Vergeleken met voorloper "Born to Run" is "Darkness on the Edge of Town" minder van het grote gebaar (zonder dat dit overigens een tekortkoming is van die plaat). De liedjes klinken kleiner en intiemer. Springsteen laat op deze plaat een dwarsdoorsnede horen van de Amerikaanse maatschappij. Een kritische blik die hij heeft gevat in 10 mooie liedjes. Maar bij Springsteen is er ook altijd hoop. Prachtige plaat!




Temple of the Dog - Temple of the Dog (1991)


Niet "Nevermind" van Nirvana, of "Dirt" van Alice in Chains, of "Ten" van Pearl Jam is mijn favoriete grungle plaat. Nee, het is "Temple of the Dog" van de gelijknamige gelegenheidsformatie. Grunge is misschien niet eens het goede woord, want ik vind dit meer emotionele rock. En dat is gezien de aanleiding van deze plaat niet eens zo vreemd. Het overlijden van een bevriende muzikant doen de leden van Soundgarden en het toekomstige Pearl Jam besluiten een eerbetoon op te nemen voor hun overleden vriend. Dat resulteert in dit intense "Temple of the Dog". Zanger Chris Cornell is fantastisch bij stem en is een van mijn favoriete rockzangers. De muziek is intens, meeslepend. Je voelt de emotie, het is moeilijk om het los te laten. Elke keer wordt je herinnerd aan de trieste oorzaak van deze plaat. Het gitaarspel versterkt de emotie in de stem van Cornell. Dit alles maakt "Temple of the Dog" een enerverende luisterervaring van begin tot eind. Ook Eddie Vedder laat zich horen. "Hunger Strike" is een van de hoogtepunten van de plaat, maar eigenlijk zijn alle nummers raak. Dit is de eerste en laatste plaat van dit gezelschap. Misschien maar goed ook. Voor mij draagt dit bij aan het bijzondere karakter van "Temple of the Dog". 

Rory Gallagher - Rory Gallagher (1971)

Blues en rock zijn mijn favoriete genre. Rory Gallagher maakt hiervan mijn inziens de perfecte combinatie. Zijn riffs klinken zoals rockmuziek moet klinken en zijn licks en solo's zijn doorspekt met de blues. Gallagher voegt er vervolgens nog elementen uit de folk aan toe. Dit maakt deze debuutplaat van Gallagher tot een onweerstaanbare cocktail van intens gitaarspel, goede teksten en gloedvolle zang. Gallagher gebruikt zijn gitaarspel als middel om zijn muziek kracht bij te zetten. Nergens krijg ik het gevoel dat hij zijn muziek gebruikt om zijn gitaarspel te etaleren of dat het ontaard in een nutteloze exercitie van gitaargeweld. Alles is smaakvol, warm, meeslepend en alles in dienst van het liedje en de boodschap van Gallagher. Deze debuutplaat is mijn absolute favoriet van Rory Gallagher, al heeft de man meerdere uitstekende albums op zijn naam staan. Uiteraard is hij viel te vroeg gestorven. Eeuwige zonde wat mij betreft, want zijn muziek en dan vooral de prachtige tonen uit zijn oude versleten Fender zullen me altijd bijblijven. 

Stevie Ray Vaughan and Double Trouble - Couldn't Stand the Weather (1984)

Stevie Ray Vaughan is net als vele muzikale helden veel te vroeg gestorven. Op 27 augustus 1990 stortte de helikopter waarin hij zat neer na een optreden samen met Eric Clapton en Robert Cray. Hij werd slechts 35. Ondanks dat zijn leven voor een groot gedeelte werd beheerst door alcohol en drugsgebruik (hij was pas echt afgekickt in 1986) presteerde hij het om samen met zijn band Double Trouble vijf klasse albums af te leveren, waarvan er één na zijn dood werd uitgebracht. Hoewel ik elk van zijn albums van hoog niveau vind, steekt er toch eentje een klein beetje bovenuit en dat is zijn tweede album "Couldn't Stand The Weather" uit 1984. Stevie Ray Vaughan's stijl valt in de categorie Texas Blues. Deze stijl kun je het beste omschrijven als een fusion van blues en rock, maar met een duidelijke swing drive. Stevie Ray Vaughan weet aan dit genre een volstrekt uniek geluid toe te voegen door veelvuldig de dikke snaren op zijn Fender Stratocaster te gebruiken. Door met zijn handpalm de snaren te dempen geeft hij de uptempo nummers een groove mee, waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten of staan. De afstelling van zijn gitaar zorgt voor een typische warme klank die elke gitaarsolo een flinke portie emotie meegeeft. Daarnaast wordt Stevie Ray Vaughan ondersteund door Double Trouble; bassist Tommy Shannon en drummer Chris Layton. Deze stuwende ritmesectie tilt de muziek naar een nog hoger plan en complementeert de toch al groovende Texas Blues ritmes. Op het album "Couldn't Stand The Weather" opent de band met het instrumentale "Scuttle Buttin". Iedereen die bij dit nummer nog roerloos staat of zit, heeft toch echt een motorisch probleem vrees ik. Ik besef me dat je van instrumentale nummers moet houden (want dat is "Scuttle Buttin"), maar dit swingt echt de pan uit. De volgende 5 nummers zijn donkerder van toon, en dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik uiteindelijk toch dit album prefereer boven zijn andere werk. Het tempo gaat wat omlaag, de lage tonen uit zijn gitaar voeren de boventoon (met uitzondering van zijn weergaloze solo's). Hierdoor krijgen de nummers een meeslepend karakter. Stevie Ray Vaughan staat er ook om bekend de nodige covers te hebben opgenomen. Ik heb totaal geen moeite met covers. Ik hoor wel eens dat het goedkoop is om covers te doen. Er wordt artiesten wel eens luiheid verweten om nummers van anderen te coveren in plaats van zelf nummers te schrijven. Ik zou het graag willen omdraaien; het is moeilijker om een nummer van een ander goed te coveren, dan zelf een goed nummer te componeren. Op dit album waagt Stevie Ray Vaughan zich aan "Voodoo Chile (Slight Return)" van Jimi Hendrix. Stevie Ray Vaughan heeft nooit onder stoelen of banken geschoven een fan van Hendrix te zijn en dat is hier te merken. De versie die Stevie Ray Vaughan samen met Tommy Shannon en Chris Layton hier ten toon spreidt is briljant en ik durf zelfs te stellen dat deze het origineel overtreft, en dat zul je me niet vaak horen zeggen. Prijsnummer op de plaat is wat mij betreft het bijna tien minuten durende slowblues nummer "Tin Pan Alley (aka Roughest Place In Town)". Dit is blues zoals blues hoort te zijn. Het nummer heeft een langzame en duistere opbouw (wat de titel van het nummer al suggereert) en mondt uit in een adembenemende gitaarsolo. Met het nummer "Honey Bee" schroeft Stevie Ray Vaughan het tempo nog maar eens op. Het is een heerlijke shuffle, maar past mijn inziens qua sfeer niet helemaal bij de rest van de plaat. De instrumentale afsluiter "Stang's Swang" is een jazzy groovend nummer, maar wel met een wat onheilspellend gevoel. Over onheilspellend gesproken. De hoes weerspiegelt mijn inziens perfect de algehele sfeer van de plaat. Je ziet Stevie Ray Vaughan spelend op zijn gitaar temidden van een tornado. Eerder refereerde ik al even aan het meeslepende gevoel van het gros van de nummers. Alsof je in elk nummer gezogen wordt. Ik weet niet of dat de betekenis van de tornado op de hoes is, maar zo voelt het voor mij in ieder geval wel. Zoals ik deze blog opende zijn de sterfgevallen onder talentvolle muzikanten helaas talloos. Gelukkig hebben we hun muziek nog. Houdt de herinnering van Stevie Ray Vaughan en zijn lotgenoten levend door hun muziek te draaien en te verspreiden. 

The Black Crowes - Shake Your Money Maker (1990)

Wat een fantastisch album is dit zeg! Dit debuutalbum is een schot in de roos. Heerlijke southern rock doordrenkt met blues en soul. Op zeven van de tien liedjes ligt het tempo lekker hoog en de drie rustmomenten zorgen ervoor dat je even op adem komt. Die rustige liedjes zijn overigens op geen enkele manier vullers, want ”Sister Luck”, ”Seeing Things” en ”She Talks to Angels” zijn prachtige ballads, waarvan ik ”Seeing Things” de allermooiste vind. Opener ”Twice as Hard” en het daaropvolgende ”Jealous Again” zijn lekkere stuwende bluesrock liedjes waarop direct duidelijk is dat gitarist Rich Robinson de meest aanstekelijke en onweerstaanbare riffs uit zijn gitaar tovert. Vanaf dat moment is Robinson in ieder geval een van mijn favoriete (slag)gitaristen om naar te luisteren. Zanger en broer Chris Robinson heeft de perfecte stem voor de muziek van The Black Crowes. Cover ”Hard to Handle” krijgt de beste uitvoering die het zich kan wensen en voor alle liedjes geldt dat het plezier er vanaf spat. ”Shake Your Money Maker” is zo’n plaat die je niet zonder glimlach kunt beluisteren. Wat een energie en beleving. Dit album rockt de pannen van het dak en is in het grunge tijdperk een verademing; stevige rockmuziek met een retro feel dat teruggrijpt naar oude tijden. Op de twee afsluitende tracks ”Struttin’ Blues” en ”Stare it Cold” gaat het tempo nog even lekker flink omhoog en wordt dit geweldige album in stijl afgesloten. The Black Crowes leveren een ijzersterk visitekaartje af en zijn vanaf dat moment een van mijn favoriete bands. Topalbum! 

Joe Bonamassa - You & Me (2006)

Feitelijk zijn alle platen van Joe Bonamassa goed, maar als je het mij vraagt vind ik "You & Me" zijn beste. Persoonlijk vind ik Joe Bonamassa het beste tot zijn recht komen in de meer blues georiënteerde songs. Nu biedt "You & Me" daar een heel scala aan, maar verder is de combinatie tussen rock en blues op deze plaat tot in perfectie uitgewerkt. De eerste vier tracks zijn gelijk een schot in de roos. "High Water Everywhere" is een regelrechte bluesklassieker van legende Charley Patton waar Bonamassa zijn eigen draai aan geeft. Het nummer heeft een ongekende swing en groove, ondanks de duistere ondertoon van de teksten. "Bridge to Better Days" is een eigen song van Bonamassa en bevat bluesy lead gitaarspel en funky onderliggende ritmes. Na deze twee nummers gaat het tempo iets naar beneden. "Asking Around for You" neigt naar slowblues en heeft gevoelige teksten, waar je elke vrouw mee doet smelten; ik bedoel luister naar de tekst: "If I get to heaven, the first thing that I'll do, before I met my maker, I'm gonna ask around for you". Klaar, kat in het bakkie zo te zeggen. Echte slowblues horen we op "So Many Roads". Fantastisch gitaarspel, zulke mooie warme tonen, instant kippenvel. "I Don't Believe" is een heerlijke bluesrocker, opzwepend, venijnig en scherp gitaarspel. Helemaal niets mis mee. Op "Tamp Em Up Solid" bewijst Joe Bonamassa zijn veelzijdigheid. Prachtig akoestisch fingerpicking aangevuld met mooi akoestisch slide gitaarspel. Bonamassa beheerst met het grootste gemak alle stijlen. Op het instrumentale "Django" eert hij een van de grootste gitaristen; Django Reinhardt. Een van de mooiste instrumentale ooit wat mij betreft met hartverscheurend spel. "Tea for One" is het epische hoogtepunt van deze plaat. Na de eerste keer naar deze song te hebben geluisterd kwamen direct associaties met Led Zeppelin boven. Na bestudering van de credits bleek dit niet ongegrond, aangezien "Tea for One" een nummer is van Robert Plant en Jimmy Page. Bonamassa geeft er weer zijn eigen interpretatie aan. Elke cover die de beste man ooit op plaat heeft gezet is nergens een naspeel oefening, maar het worden bijna eigen composities. Ontzettend knap. Op "Tea For One" richt Bonamassa zich volledig op zijn gitaarspel en worden de vocalen voor rekening genomen van Doug Henthorn. Bonamassa laveert hier tussen mooi blues gedreven gitaarspel en stevige rock riffs, met licht psychedelische trekjes. "Palm Trees Helicopters and Gasoline" is een akoestische instrumentaal die wederom de genialiteit van Bonamassa op de gitaar onderstreept. De plaat sluit af met twee bluesrockers in de vorm van Sonny Boy Williamson's "Your Funeral and My Trial" en de eigen compositie (samen met Gregg Sutton) "Tore Down". Naast dat Joe Bonamassa excelleert op "You & Me", ook aandacht voor zijn band. Samen met producer Kevin Shirley heeft hij echt een superband om zich heen verzameld: Jason Bonham op drums (ja, zoon van Jon Bonham van Led Zeppelin), Carmine Rojas op bas en Rick Mellick op piano en orgel. Samen met deze klasbakken van muzikanten levert Joe Bonamassa met "You & Me" zijn meest veelzijdige, intense, en meest consistente mix van blues en rock af. Wereldklasse!


Drive-By Truckers - The Dirty South (2004)



Tot op heden is "The Dirty South" mijn favoriete plaat van Drive-By Truckers. Al heeft de band in mijn ogen nog geen slecht album afgeleverd, steekt deze er met kop en schouders boven uit. Ik hou van conceptplaten en dit is er weer eentje. "The Dirty South" is de perfecte titel van een plaat die verhaalt over het zuiden van de Verenigde Staten. Drive-By Truckers schetsen een beeld van een schimmige samenleving vol corruptie, criminaliteit, gierigheid, afzondering, hoop, liefde, pijn. Alle menselijke aspecten komen voorbij en wordt aangekleed met die typische broeierige en dreigende sfeer. De bandleden spelen in perfecte harmonie met elkaar, waardoor je het gevoel krijgt er echt bij te zijn. Tekstueel is het ook van een hoog niveau. De diverse songschrijvers (vooral Patterson Hood, Mike Cooley en Jason Isbell) hebben verschillende stijlen, thema's en invalshoeken, maar toch is alles een perfect gebalanceerd en consistent geheel. Los van de onderwerpen zitten de teksten ingenieus, cynisch, sarcastisch en ironisch in elkaar. Het geheel is doorspekt met zwarte humor (waar je van moet houden), maar legt op een pijnlijke en treffende manier de boodschap van Drive-By Truckers bloot. "The Dirty South" is een collectie van verhalen vertellende songs die enerzijds meeslepend zijn en anderzijds vernuftig in elkaar zitten, zowel muzikaal als tekstueel. Het is jammer dat deze band nog geen grote naamsbekendheid geniet. Aan de andere kant is dat misschien ook wel het beste, blijft het toch een beetje voor mezelf (en voor andere echte liefhebbers).

John Lee Hooker - It Serves You Right to Suffer (1966)

John Lee Hooker behoort tot de buitencategorie van bluesartiesten. Zijn stijl is niet alleen uniek binnen de delta blues, maar binnen het gehele genre. Naast zijn herkenbare gitaarspel is het vooral zijn manier van "zingen" die John Lee Hooker voor mij bijzonder maakt. Het is eigenlijk meer praten dan zingen en dit wordt dan binnen de blueskringen aangeduid als "talking blues". Deze specifieke stijl leidt tot een hypnotiserende vorm van blues en dat wordt mijn inziens perfect vormgegeven op "It Serves You Right To Suffer" uit 1966. Overigens vind ik dit één van de mooiste albumtitels die ik ken. Het ademt echt de blues uit, en dat wordt nog eens versterkt door de muziek op deze plaat zelf. Hooker hanteert een repeterende stijl van gitaarspelen, waardoor je in een soort van trance raakt en meegezogen wordt in de muziek, het ritme en zijn stem. Naast zijn ritmische gitaarspel en hypnotiserende stem staat John Lee Hooker ook bekend om zijn boogie georienteerde bluesmuziek. Ook op "It Serves You Right To Suffer" predikt hij de boogie op een manier zonder dat het te springerig wordt. En altijd met die broeierige sfeer. Naast de boogie gaat het tempo op een aantal songs drastisch omlaag. Met name de nummers "Country Boy", "Decoration Day" en de titeltrack zijn van ongekende schoonheid. De mystiek spat ervan af, de gitaartonen zijn laag, warm en dreigend tegelijk. Dit is echt een plaat waarin je helemaal opgaat, van begin tot eind. Naast de blues heeft "It Serves You Right To Suffer" ook een jazz vibe. Dit is niet zo verwonderlijk, want deze plaat is uitgebracht door het jazz label Impulse Records. Het is overigens het eerste en laatste album dat Hooker uitbrengt op dit label. Hooker wordt op deze plaat bijgestaan door rasechte jazzmuzikanten. Juist deze combinatie brengt Hooker een beetje uit zijn "comfort zone" en draagt mijn inziens bij aan de geweldige sfeer op deze plaat. In zijn lange loopbaan heeft Hooker meer dan 100 albums gemaakt. Of dit zijn beste is durf ik daarom niet te zeggen, aangezien ik niet al zijn albums heb gehoord. Wel vind ik deze plaat iets afwijken van zijn reguliere werk gezien de fusion van jazz en blues. Ook laat hij de boogie op "It Serves You Right To Suffer" een beetje los, waardoor zijn "talking blues" nog meer wordt benadrukt. Samen met de donkere toon, benauwde sfeer en bezwerende ritmes is dit een blues album voor de echte liefhebber. 

Miles Davis - Kind of Blue (1959)

"Kind of Blue" is de eerste jazzplaat die ik ooit luisterde. Ik denk dat dit voor velen geldt. Ik ben geen grote jazzkenner of uitgesproken liefhebber. Ik ben meer een bluesman, maar ik kan de invloeden van de jazz en de fusion van jazz en blues heel erg waarderen. Vandaar dat ik Jazz altijd interessant en intrigerend heb gevonden, en nog steeds vind. "Kind of Blue" is van een prachtige serene schoonheid. Men zegt dat de stukken middels improvisatie tot stand zijn gekomen, maar toch hoor ik een overkoepelende thematiek door de nummers heen. Het is repeterend thema dat ik in elke nummer terug hoor komen, net even iets anders, maar overduidelijk op elkaar aanvullend. Je zou de nummers ook als een muziekstuk kunnen beschouwen. Naast het fantastische trompetgeluid van Miles zelf, zijn ook de saxofoons een lust voor het oor. Mooie interactie tussen de alt- en tenorsax, al heb ik soms wat moeite om ze echt uit elkaar te halen. In mijn beleving is de tenorsax de lagere in toon, maar ik heb het idee dat die vlieger op "Kind of Blue" niet opgaat. Misschien juist daarom wel zo knap? Het pianowerk is net zo mooi als het trompetgeschal van Miles, en ook even belangrijk voor het totaalgeluid. De bas en drums zijn niet revolutionair, maar het is een prachtig fundament dat essentieel is voor het gevoel wat ik beleef aan "Kind of Blue". En met gevoel raak je de snaar van "Kind of Blue". Dit album moet je niet luisteren, maar beleven, ervaren en voelen. Ik kom altijd heerlijk tot rust als ik "Kind of Blue" opzet. Heerlijk om jezelf te verliezen in deze kalmerende, serene muzikale tripjes. 

zaterdag 5 oktober 2013

North Mississippi Allstars - World Boogie Is Coming (2013)


Sinds jaar en dag ben ik liefhebber van eigenlijk alles wat de gebroeders Cody en Luther Dickinson uit hun mouwen schudden. Of het nu hun gelegenheidsbands South Memphis String Band (Luther) en The Sons of Mudboy zijn, de periode dat Luther de leadgitarist was bij The Black Crowes, de samenwerking tussen Luther, David Hidalgo en Mato Nanji, de begeleidingsband van Ian Siegal in de vorm van The Youngest Sons en The Mississippi Mudbloods, de muzikale omlijsting die Cody en Luther hebben geleverd op het album "American Kid" van Patty Griffin of natuurlijk hun eigen band North Mississippi Allstars, de gebroeders Dickinson leveren altijd kwaliteit en ook nog eens met een volstrekt eigen stempel. Opvallend is wel dat op "World Boogie is Coming" bassist Chris Chew niet meer staat vermeld als bandlid. Hij speelt wel de bas, maar is blijkbaar geen Allstar meer. 

"Word Boogie is Coming" staat vol met liedjes van eigen hand, maar vooral eigenzinnige interpretaties van R.L. Burnside, Junior Kimbrough, Otha Turner, Willie Dixon, Bukka White, Sleepy John Estes en een aantal traditionals. Daarnaast hebben de gebroeders Dickinson een keur aan gasten om zich heen verzameld, waaronder Robert Plant (Led Zeppelin), de zonen van R.L. Burnside, Ligntnin' Malcolm, Alvin Youngblood Hart en anderen.

Dan de muziek: hoe meer en meer ik luister naar "World Wide Boogie" hoe stelliger ik moet vaststellen dat North Mississippi Allstars en "World Wide Boogie" in het bijzonder zich als de canon van de hedendaagse blues en roots presenteren. Misschien is "World Wide Boogie" wel de standaard of het referentiekader. Dit album is diep geworteld in de traditie van de North Mississippi Hill Country, maar doet tegelijkertijd modern en eigentijds aan. De eerste twee nummer zijn behoorlijk traditioneel. De instrumentale opener "JR" met Robert Plant op de mondharmonica zet direct de toon. Het daaropvolgende "Goat Meat" bevat diezelfde Robert Plant op de vocalen. Daarna volgt "Rollin 'n Tumblin". Deze traditional is een klassieker en is al vele malen door een keur aan artiesten opgenomen, waarvan die van Muddy Waters waarschijnlijk de bekendste is. North Mississippi Allstars slagen erin om er een eigen draai aan te geven en ik vind het de meest originele versie in jaren. De beukende drums, pompende pas en zware gitaren in het begin zijn log en neigen zelfs een beetje naar stoner. Toch is de traditie niet weg als Luther op een akoestische gitaar daar prachtig overheen speelt. Een beter voorbeeld van een combinatie tussen traditioneel en modern bestaat bijna niet. Ook de productie is in dit nummer fantastisch.

Normaal ben ik niet zo weg van instrumentale intermezzo's van luttele seconden, maar op "Word Boogie is Coming" heeft het een functie en pakt het wonderwel erg goed uit. Zo is "Get The Snakes Out of the Woods" een perfecte opmaat naar "Snake Drive" en loopt het geheel perfect in elkaar over. Ook hier speelt Luther weer fantastisch gitaar en zorgt de scratchende gitaar voor een hip-hop-achtig effect. "Turn Up Satan" is weer zo'n hoogtepunt. Een stevig bluesrocknummer met wederom heerlijk gitaarwerk van Luther. Zijn solo in dit nummer is weer verre van standaard. Een aparte, maar verrassend goed passende gitaarsolo, die op een vreemde manier Oosters aandoet is het toetje op dit nummer. Op "My Babe" en "Granny, Does Your Dog Bite" laten Cody en Luther de vocalen over aan The Babies, een achtergrondkoortje, dat heerlijk in de muziek past.

Op "Word Wide Boogie" staan ook nog twee langere nummers. "Going to Brownsville" tikt bijna de zeven minuten aan en "Jumper On The Line" overschrijdt zelfs de tien minuten. Met name op dat laatste nummer komt duidelijk naar voren waar Cody en Luther de mosterd hebben gehaald. De invloed van hun voorbeelden Junior Kimbrough en R.L. Burnside zijn duidelijk hoorbaar. Hypnotiserende repeterende bluesritmes volgen elkaar op die ervoor zorgen dat je in een trance komt. Prachtig opgebouwd en meeslepend.

Het gitaarwerk van Luther heb ik al een paar keer aangestipt. Het zal duidelijk zijn dat deze man een absolute favoriet van mij is. Maar ook aandacht voor het drumwerk van Cody. Ik vind hem een ontzettende diverse en gevarieerde drummer. Bijna geen enkel drumpatroon is hetzelfde. Of het nu marsritmes zijn, beukende logge beats of funky grooves. Hij beheerst het allemaal en samen met bassist Chris Chew vormt hij een heerlijke ritmesectie.

"Word Wide Boogie" klinkt weer totaal anders dan de voorgaande studioalbums van North Mississippi Allstars. Hun vorige album "Keys to the Kingdom" was een ode aan hun overleden vader en deed heel traditioneel aan, en had veel countryinvloeden. Op "Word Wide Boogie" doet eigenlijk alleen het nummer "Meet Me In The City" aan dat album denken. North Mississippi Allstars slagen erin om het bluesgenre interessant te houden. Ze zijn vooruitstrevend, schuwen het experiment niet en weten een kloof te slaan tussen authentieke blues en moderne hedendaagse muziek en invloeden. Met "Word Wide Boogie" slaan ze een brug tussen meerdere generaties en leveren de North Mississippi Allstars wat mij betreft een album af dat thuishoort in de jaarlijstjes van 2013 en misschien zelfs wel van de jaren '10.

zondag 18 augustus 2013

Tedeschi Trucks Band - Made Up Mind (2013)


Eindelijk is hij er: het tweede studioalbum van de Tedeschi Trucks Band. Dit is een van de releases waar ik lange tijd naar heb uitgekeken, zeker gezien het zeer goede debuut "Revelator" uit 2011. De band klinkt meer als een eenheid in vergelijking met het debuutalbum. Dat is op zichzelf knap, want Tedeschi Trucks band is een 10(!)-koppige formatie. De spil van de band bestaat uiteraard uit Susan Tedeschi en Derek Trucks. Naast een eenheid in deze band zijn Susan en Derek ook nog eens echtgenoten. Je doet de rest van de band veel teveel tekort door te stellen dat deze band uitsluitend een vehikel is van Tedeschi en Trucks. Daarvoor zijn de muzikanten veel te goed en te zorgvuldig uitgekozen. Voor de volledigheid geef ik de samenstelling van de band, juist om het volle geluid van de band te illustreren.

Susan Tedeschi: zang & rhythm gitaar;
Derek Trucks: gitaar;
Kofi Burbridge: keyboards & fluit;
Tyler Greenwell: drums & percussie;
J.J. Johnson: drums & percussie;
Mike Mattison: zang;
Mark Rivers: zang;
Kebbi Williams: saxofoon;
Maurice Brown: trompet;
Saunders Sermons: trombone.

Na de release van hun debuutalbum heeft de band uitgebreid getoerd. Dat heeft zeker bijgedragen aan de strakke eenheid op het tweede album "Made Up Mind". Ik heb Tedeschi Trucks Band zelf live gezien op het North Sea Jazz Festival in 2011 en ik vond het een van de absolute hoogtepunten. Ik kan daarom ook het fantastische livealbum "Everybody's Talkin'" aanraden om een indruk te krijgen van het livegeluid van deze geweldige band.

"Made Up Mind" begint met de stuwende groovende titeltrack. Susan Tedeschi laat direct horen waarom ze een van mijn favoriete zangeressen is. Ze heeft een warme stem, maar met een lekker rauw randje. Daarnaast zweven haar zanglijnen prachtig over de melodieën van de liedjes. Bij de eerste gitaarsolo is ook direct het karakteristieke gitaargeluid van Derek Trucks uit duizenden herkenbaar. Zijn slide spel behoort tot de beste van zijn generatie en ik hou ontzettend van de zwaar aangezette gain die fungeert als intermezzo's tussen zijn slides.

Op de tweede track "Do I Look Worried" is voor het eerst het echt volle bandgeluid goed te horen. De toevoeging van toetsen en blaasinstrumenten zorgt voor een warm rootsy geluid. Zoals je hebt kunnen lezen bestaat Tedeschi Trucks Band uit twee drummers. In de mix is het drumgeluid van beide heren goed te onderscheiden door de drums van Tyler Greenwell te laten horen op de linker speaker en de drums van J.J. Johnson op de rechter.

Op "Misunderstood" klinkt Tedeschi Trucks band heerlijk funky. De rhythm gitaar van Susan Tedeschi legt de basis voor dit heerlijke nummer. Tedeschi is naast een fantastische zangeres ook gewoon een erg goede gitariste. Dat bewees ze al eens op haar soloalbums. Ondanks dat manlief Derek de lead gitaar voor zijn rekening neemt, mogen we het ritmische gitaarspel van Tedeschi niet vergeten. Ze plaveit de weg voor Trucks om te schitteren op gitaar, maar dat doet niets af aan haar kwaliteiten op de gitaar. Op "Misunderstood" horen we ook de geweldige samenzang tussen Susan, Mike Mattison en Mark Rivers. Dit volle warme zanggeluid is een belangrijk element in het totaalgeluid van de band. Diezelfde samenzang komt overigens ook mooi tot uiting op het nummer "Part of Me". De warme funky Hammond B3 orgel maakt "Misunderstood" compleet.

Op "Whiskey Legs" gaan de registers vol op. Susan op de funky rhythm gitaar en Derek op de groovende bluesy lead gitaar. Kippenvel bij de eerste noten. Op het moment dat de rauwe stem van Susan wordt ingezet staan de haren recht op mijn armen. Ook hier weer de heerlijke B3 Hammond orgel dat heerlijk ronkt op de achtergrond. Susan en Derek vechten zelfs een ouderwets gitaarduel uit op "Whiskey Legs". Het verschil in klankkleur is overduidelijk, maar het vult elkaar prachtig aan. Voor de kenners: de Fender van Tedeschi en de Gibson van Trucks zorgen voor een prachtig geheel.

Ook gaat geregeld het tempo wat naar beneden en is er ruimte voor meer rootsy americana-achtige liedjes als "Idle Wind", "It's So Heavy", "Sweet and Low" en "Calling Out To You". Op deze liedjes staat vooral de stem van Tedeschi centraal. Haar prachtige stem verpakt in goede herkenbare teksten. Het gitaarspel van Trucks op deze liedjes zijn vooral erg bluesy. Langzaam, af en toe een beetje dreigend en donker, maar ontzettend gloedvol en warm. "All That I Need" is een uptempo liedje dat heerlijk soulvol klinkt. Een schitterend refrein dat direct in je hoofd gaat zitten en je niet meer loslaat. "The Storm" stookt het vuurtje nog een keertje heerlijk op en is gebaseerd op een lekkere riff. Het nummer heeft een aantal mooie tempowisselingen. Vooral de gitaarsolo's zijn aan tandje lager in snelheid en klinken daardoor nog intenser. Eigenlijk komen in "The Storm" alle facetten van Tedeschi Trucks band aan de orde: roots, funk, soul en blues.

"Made Up Mind" is een prachtig vervolg op het al zeer sterke debuut. Gevoelsmatig vind ik "Made Up Mind" iets sterker. Vooral vanwege de hechtheid van de band. Waar debuutplaat "Revelator" vooral sympathiek klonk, fris en waar het spelplezier vanaf spatte, is "Made Up Mind" een album waarop Tedeschi Trucks Band zijn gegroeid. Nog steeds het spelplezier, maar nu als volmaakte eenheid, een smeltkroes van muziekstijlen, niet in een hokje te plaatsen en vooral heel erg lekker. Tedeschi Trucks Band" heeft met "Made Up Mind" een album afgeleverd dat bewijst dat ook anno 2013, muziek diep geworteld in de Amerikaanse muziekgeschiedenis nog het volste bestaansrecht heeft!

dinsdag 13 augustus 2013

Een handvol releases uit 2013, deel 2


Robben Ford is uitermate veelzijdige gitarist. Hij beheerst bijna elk genre, maar excelleert met name in de blues, jazz, rock en funk. Ford heeft al vaker verklaard dat de blues de basis is voor al zijn muziek. Op "Bringing It Back Home" keert Robben Ford terug naar die basis. Maar pas op: schijn bedriegt, want op deze plaat beperkt Ford zich niet uitsluitend tot de blues. De basis is ontegenzeggelijk de blues, maar de invloeden uit met name de jazz en funk zijn overduidelijk aanwezig. De plaat is dan ook behoorlijk ingetogen. Ford houdt het tempo laag, maar juist daardoor is zijn gitaarspel nog prominenter aanwezig. Robben Ford perst de mooiste zuiverste, warme, en smaakvolle tonen uit zijn gitaar. Nergens klinkt het clichématig en altijd bijzonder gloedvol. De interactie met de toetsen/orgel op deze plaat is overigens fenomenaal. In het instrumentale "On that Morning" is dat prachtig hoorbaar. Maar ook nummers als "Everything I Do Gonna Be Funky", "Birds Nest Bound", "Fair Child" en het afsluitende "Fool's Paradise" zijn prachtig. Verwacht op "Bringing It Back Home" dus geen vlammende rauwe blues vol felle gitaarsolo's. Nee dit is warme blues, intens, indringend, meeslepend, jazzy, bij tijd en wijlen een beetje funky, maar vooral heel erg mooi!


The Delta Saints lieten op hun gelijknamige debuut horen dat ook de jonge generatie wordt gegrepen door de blues. Op hun tweede plaat "Death Letter Jubilee" geven ze hun geluid meer een eigen smoel. De blues van The Delta Saints heeft een constante groove, het swingt de pannen van het dak. Het tempo op "Death Letter Jubilee" grotendeels hoog, opgezweept door de harmonica. Soms gaat het tempo ogenschijnlijk wat omlaag, maar onderhuids straalt elk nummer een ongekende energie, waardoor je in een roes blijft. In het midden van de plaat is er tactisch een rustpuntje ingebouwd in de vorm van "Out to Sea". Je kunt even op adem te komen, om vervolgens weer meegesleurd te worden in de sneltrain die "Death Letter Jubilee" heet. Een van mijn favoriete nummers op deze plaat is "Drink it Slow". Naast de blues hoor ik een vette funk in dit nummer. Met "Death Letter Jubilee" zetten The Delta Saints de volgende stap in hun ontwikkeling en misschien, heel misschien, definiëren ze met hun sound wel de blues anno 2013.


Op ieder album na de "Allennig" serie schuift het geluid van Daniel Lohues een klein beetje op. Het zijn slechts subtiele veranderingen, maar wel zodanig dat elke plaat weer een andere beleving is. Het grote verschil op "Ericana" ten opzichte van bijvoorbeeld voorgangers "Hout Moet" en "Gunder" is dat geluid weer iets voller is, meer een bandgeluid zo te zeggen, en het allerbelangrijkste: de terugkeer van de elektrische gitaar! Niet dat het nu direct een stevige rockplaat is geworden, maar de warme elektrische tonen zorgen voor kleine maar overduidelijke nuances in het totaalgeluid. Soms hoor ik zelfs weer wat flarden van de bluesy Daniel Lohues. En dat bevalt me uitermate goed moet ik zeggen. Tekstueel is het van het niveau dat we van Lohues inmiddels wel gewend zijn. Mooi, originele uit het leven gegrepen teksten in de Drentse taal (ja ik noem het bewust een taal, wat de puristen daar ook van vinden). Mijn van oorsprong Drentse hart gaat harder kloppen als ik hoor hoe Lohues alledaagse, humoristische, maar soms ook pijnlijke onderwerpen zo effectief en treffend kan verwoorden. Voor mij is Lohues een persoonlijke held en staat hij in Nederland op eenzame hoogte. "Ericana" is een prachtplaat en misschien wel mijn favoriete plaat van deze Drentse alleskunner. 


De samenwerking tussen mondharmonicaspeler Charlie Musselwhite en Ben Harper levert gewoon een prima bluesplaat op. "Get Up!" combineert de talenten van beide muzikanten tot een energieke plaat vol met blues en een vleugje rock. Het tempo is gevarieerd, de ene keer langzaam, waarbij de mondharmonica van Musselwhite een mooie warme klank heeft. De andere keer wat steviger, rockend, en dan neemt de gitaar van Harper het stokje over. Het gitaarspel van Harper is overigens afwisselend genoeg om gedurende "Get Up! spannend te blijven. Vooral op de lapsteel excelleert hij. De zang van Harper komt het beste tot zijn recht in de wat langzamere nummers. In de uptempo nummers heeft hij de neiging om zichzelf te overschreeuwen. Overigens wordt dat nergens echt storend. Dit is slechts een klein smetje, want "Get Up!" is gewoon een goede plaat! 
Luisterend naar "Old Sock" van Eric Clapton moet ik al snel vaststellen dat Clapton wederom een prima plaat heeft afgeleverd. Zijn vorige plaat, "Clapton" kreeg veel kritiek. Het zou te gezapig, terughoudend klinken en weinig vlammend zijn. Ik vind "Clapton" gewoon een goede plaat, waarop Eric Clapton kiest voor een meer jazzy insteek met inhoudend, maar daarom niet minder indrukwekkend, gitaarspel. Op "Old Sock" wordt die lijn doorgezet, al is de insteek nu niet primair jazz, maar neigt het bij tijd en wijlen naar reggae. Clapton steekt zijn liefde voor dit genre niet onder stoelen of banken en dat is ook de reden dat "Old Sock" zomers en positief aandoet. Ook voor deze plaat geldt dat er geen gierende gitaarsolo's zijn te horen, maar dat het gitaarspel ondersteunend is aan het liedje. Maar als je goed luistert komt er heel smaakvol gitaarspel voorbij en her en der een prachtige, maar ingetogen solo. "Old Sock" bevat bijna allemaal covers, met uitzondering van twee nieuwe composities. Ook dat gegeven stoort me nergens. Clapton en zijn groep aan muzikanten geven er een uiterst integere invulling aan, maar toch is het een onmiskenbaar Clapton geluid wat ik hier hoor. Vooral de Gary Moore cover van "Still Got the Blues" vind ik prachtig, met inderdaad een hele mooie gitaarsolo. "Old Sock" vind ik wederom een prima plaat van deze veteraan. Ik ben de eerste die zal toegeven dat ik Clapton nog eens graag een scheurende bluesplaat hoor maken, maar deze ingeslagen weg bevalt me ook prima.







zaterdag 3 augustus 2013

Een handvol releases uit 2013

Devon Allman, zoon van Gregg Allman en neefje van Duane Allman, heeft de muziek in zijn genen zo te zeggen. Dat de muziek op "Turquoise" je doet denken aan de muziek van Allman Brothers is dan ook niet zo gek. De Southern rock waart over het gehele album. Toch vind ik dat niet het overheersende geluid. Over die Southern rock hoor ik toch vooral soul en blues. Op "Turquoise" staan de liedjes centraal. Op "Turquoise" gaat het niet zozeer om het rocken, maar om het brengen van de boodschap van zijn liedjes. Zoals hier al werd aangegeven krijg je regelmatig een singer/songwriter gevoel bij "Turquoise". Hoogtepunt vind ik overigens het prachtige intense "Strategy". Ook de samenzang op het afsluitende "Turn Off the World" is hemels mooi. Maar eigenlijk is dit hele album gewoon goed. De opener "When I Left Home" (met Luther Dickinson op slidegitaar) zet wat dat betreft direct de juiste toon. Devon Allman doet met "Turquoise" zijn familienaam met verve eer aan en is er eentje om in de gaten te houden wat mij betreft.


Net als op "Let Them Talk" put Hugh Laurie op "Didn't it Rain" weer diep uit de traditionele rootsmuziek van de Verenigde Staten. Wederom levert dat een smaakvolle selectie liedjes op die sfeervol en uiterst authentiek worden gebracht. Wat wil je ook met zo'n band om je heen. Het stemgeluid van Laurie vind ik uiterst prettig. Ik begrijp dan ook niet zo goed waarom hij zoveel vocalen door anderen laat doen. Die zijn niet per definitie beter als de zijne. Kwestie van smaak zal ik maar zeggen. "Didn't it Rain" neigt in mijn beleving iets meer naar soul en jazz. De blues was op "Let Them Talk" prominenter aanwezig. Ook dat is geen ramp, want uiteindelijk is "Didn't It Rain" gewoon een prima album.


De stem van Patty Griffin heb ik altijd intrigerend gevonden. Op "American Kid" vallen voor mij de puzzelstukjes in elkaar. Naast de stem van Griffin komt dit met name door het fantastische America, roots, folk en country geluid. Zeker ook omdat een groot deel van die muzikale omlijsting afkomstig is van de gebroeders Cody en Luther Dickinson (van North Mississippi Allstars en vele andere projecten). Gevoelsmatig is dit de context waarbinnen de stem van Griffin het beste tot haar recht komt. Ik ben direct gegrepen door de zanglijnen op "Go Wherever You Wanna Go". Maar ook "Wild Old Dog" is hemels mooi. "American Kid" is een eerbetoon aan haar vader en het is daardoor een behoorlijk emotionele plaat geworden. Maar wel eentje om in te lijsten als je het mij vraagt. Manlief Robert Plant zingt ook nog even mee en dat maakt een liedje als "Highway Song" net even wat mooier. "American Kid" is wat mij betreft het voorlopige hoogtepunt in het oeuvre van de eigenzinnige Patty Griffin. Prachtig album!


Popa Chubby, aka Ted Horowitz, speelt doorgaans spierballen bluesrock van het soort dik hout zaagt men planken. Op "Universal Breakdown Blues" blijft Horowitz behoorlijk dicht bij de blues en heeft hij mijn inziens nog nooit zo authentiek geklonken. Natuurlijk gooit Popa Chubby er een flink rocksausje overheen, maar in mijn ogen heeft Popa Chubby nog nooit zo bluesy geklonken. De liedjes zijn niet van een tekstueel hoog niveau, maar dat hoeft ook niet, want het klinkt geweldig en het gitaarspel van Horowitz is om je vingers bij af te likken. Dat begint al met de heerlijke opener "I Don't Want Nobody". Een ander hoogtepunt is de slowblues "The Peoples Blues". Persoonlijk vind ik "Over the Rainbow" niet echt op het album passen qua sfeer, maar toegegeven het is een mooi gespeelde instrumental met mooie klassieke passages van Mozart erin verwerkt. Voor de rest vliegen de blues licks, riffs, shuffles en boogies je om de oren en soleert Popa Chubby op hoog niveau. "Universal Breakdown Blues" is een swingende groovende blusplaat van deze imposante reus uit New York.


Al snel na Walter Trout's laatste album, "Blues for the Modern Daze", komt hij met een mooi eerbetoon aan blueslegende Luther Allison. Op "Luther's Blues" laat Trout precies horen hoe ook Allison de blues aan de man bracht; rauw, ruig maar met een ongekende passie en beleving. Net als Allison vermengt Trout zijn blues met een flinke dosis rock. Dit levert een energiek bluesalbum op, waarop toch ook de nodige slowblues pareltjes zijn te vinden. Trout brengt dit eerbetoon met het nodige respect voor Luther Allison en de geest van Allison waart dan ook door alle liedjes. Met het zelfgeschreven "When Luther Played the Blues" sluit Walter Trout dit prima eerbetoon dan ook prachtig af. 


Als niet religieus persoon heb ik religieuze muziek wel altijd interessant gevonden. Er gaat een bepaalde passie en beleving achter schuil die ik intrigerend vind en zeker als het wordt verpakt in de blues en soul zoals die is te horen op "One True Vine". De religieuze thematiek vind ik dus nergens storend. Jeff Tweedy zorgt wederom voor een heerlijke productie, maar speelt ook nog eens bijna alle instrumenten in. Afhankelijk van de toon van het liedje klinkt de muziek enerzijds opbeurend en opgewekt en anderzijds duister, donker en dreigend. Die tegenstelling hoort ook een beetje bij religie en dat draagt op een positieve manier bij aan mijn luisterbeleving. "One True Vine" is wederom een prima album van Mavis Staples. Ze zet zo in de herfst van carrière toch een prima reeks albums neer. Deze gospelblues is wat mij betreft zeer geslaagd en is het beste wat je kunt krijgen los van een echte gospelkerkdienst uit het zuiden van de Verenigde Staten.